Hoofdstuk 8

Prediking voor de kathedraal
1 De Heer Jezus kwam eens met Zijn leerlingen langs de Sint-Michielskathedraal. Hij keek op naar het hoge gebouw, en sprak: 2 "Kijk naar dit oord des verderf. Dit is één der vele plaatsen, van waaruit men eeuwen lang de mens heeft vernederd en onderdrukt, in naam van God. 3 Dit is geen plaats waar men bidt, neen, dit is een plaats waar men het geld van toeristen, van bezoekers, en van de belastingen telt. 4 Kijk naar binnen, en zie hoeveel collectebussen er staan. Ik zeg u, dit is niet het huis van God, het is het huis van Satan. 6 Want wie het geld aanbidt, aanbidt Satan; in dit huis wordt het geld aanbeden. 7 Laat ons Satan uit dit oord verdrijven !" Het volk, dat rond Hem was komen staan, juichte. 8 En zij grepen allen naar stenen en gooiden de ruiten van de kathedraal in. 9 Zij grepen stokken en staven, en bestormden het gebouw. Zij beukten de deuren ervan in. 10 In het gebouw, gooiden zij alle collectebussen om, zij sloegen er alle beelden stuk, en staken de schilderijen in brand. 11 Jezus trad de kathedraal binnen, en gooide een brandbom naar het altaar, terwijl Hij "Weg Satan !" riep. 12 En terwijl het vuur reeds de retabels verteerde, kwam een priester in zwarte gewaden jammerend binnen. 13 Jezus schreeuwde het volk toe: "Grijp hem ! Grijp die man ! Hij aanbidt het geld ! Het is de duivel ! " 13 De priester trachtte nog te ontkomen, maar de woedende menigte greep hem en sloeg hem dood. 14 Op dat moment bestormde de rijkswacht het gebouw, en chargeerde op de menigte. Jezus sprak tot Zijn leerlingen: "Kom, onze taak is volbracht." 15 En langs een achterpoort verlieten zij de brandende kathedraal, terwijl er gevochten werd tussen rijkswachters en woedende burgers. 16 De brandweer kwam er om de brand te blussen, en Johannes zei: "Heer, doe iets, ze gaan het huis van Satan redden." 17 Maar Jezus sprak: "Wees gerust, Satan werd uit zijn huis verdreven. Dit huis is weer zuiver." 18 "Gaan we nog een kerk platbranden ?" vroeg Judas entoesiast. "Neen," sprak Jezus, 19 "Nu gaan we even uitrusten op een terrasje, met een fris pintje. En zij gingen iets drinken op de Grote Markt.

Parabel van de voetganger
20 Terwijl zij allen genoten van hun pint, vertelde Jezus: "In het leven handelen we vaak als de voetganger, die de straat wil oversteken. 21 Hij kan niet oversteken, omdat er teveel auto's voorbij razen op de weg. Daarom denkt hij: 21 "Ik zal maar oversteken, de auto's zullen wel stoppen voor mij.", en hij steekt over. 22 Maar een auto kan niet tijdig uitwijken en overrijdt de voetganger. De automobilist stopt onmiddellijk, om de man hulp te bieden. 23 En zo krijgt de voetganger gelijk: de auto was voor hem gestopt." De leerlingen waren onder de indruk van Jezus' verhaal. 24 Andreas stamelde: "Bedoelt U met dat verhaal, dat we altijd gelijk krijgen, als we onze zin doordrijven ?" 25 Jezus knikte, en ledigde Zijn glas in één teug. "Als Ik nu weer een pint vraag, dan krijg Ik die ook. 26 Zo eenvoudig is het," sprak Jezus. En de daad bij het woord voegend, bestelde Hij nog een glas; Hij kreeg het ook meteen. 27 Tenslotte zei Hij nog dit: "Zet je zin dus altijd door, net als de voetganger; en dan krijg je wat je wil."

De zin van het leven
28 Op dat moment kwam een jonge vrouw naar hen toe en richtte zich tot Hem: "Heer, wat is de zin van het leven ?" 29 Jezus antwoordde: "Wel, dat is geen gemakkelijke vraag. Maar Ik kan er een antwoord op geven. 30 De zin van het leven is: Het leven is iets leuk." De jonge vrouw dankte Jezus en ging heen. 31 Maar Dominicus sprak: "Heer, ik begrijp het niet. Is dat nu de zin van het leven?" 32 Jezus antwoordde hem verontwaardigd: "Dat is toch een goede zin. "Het leven" is het onderwerp, "is" het werkwoord, en "iets leuk" is het gezegde. 33 En de leerlingen begrepen plots de diepere betekenis Zijner woorden.

De berouwvolle dieler 34 Zij liepen snel van het terras weg zonder te betalen, en begaven zich weer naar Jezus' woonst. 35 Langs de weg zagen zij een dieler, die voorbijgangers zijn waar wilde aansmeren. Verontwaardigd liep Jezus naar de dieler toe: 36 "Zijt Gij niet beschaamd ? Hoe kunt gij Mijn Geest zo verhandelen voor geld ? Weet gij dan niet dat iedereen recht heeft op Mijn Geest ?" 37 De dieler kwam ogenblikkelijk tot inkeer, vroeg Jezus om genade, en beloofde al wat hij had gratis uit te delen. 38 Jezus sprak: "Zalig zijt gij, die Mijn Geest beschikbaar maakt voor alle mensen." De dieler gaf Hem een deel van zijn waar, 39 en begon Jezus' Geest aan alle voorbijgangers uit te delen. Jezus en de Zijnen gingen heen.

Parabel van het vliegtuig 40 Toen zij allen weer thuis waren, gingen zij in een kring op de grond zitten. Jezus rolde een joint en sprak: 41 "Deze joint is als een vliegtuig, dat u naar de hemel voert, boven alle aardse wolken uit, 42 naar een plaats waar de zon immer schijnt, waar geen regen valt, en de lucht immer blauw is. 43 Gij zelf zijt de bestuurder van dat vliegtuig; gij zelf bepaalt of gij tussen de wolken, of ver erboven, naar de sterren toe vliegt." 44 Daarop stak Hij de joint aan, en trok ervan: "Laat Mijn Geest u nu leiden, in uw reis met het vliegtuig." 45 En al Zijn leerlingen trokken en vlogen die nacht hoger dan ze ooit gevlogen hadden.

De aanslag op Jezus
46 Midden in de nacht werden zij gewekt door een Marokkaanse vrouw. Zij had verdachte mensen zien sluipen rond Jezus' huis, en zij vreesde voor hun leven. 47 Jezus en Zijn leerlingen besloten het pand onmiddellijk te verlaten. Nauwelijks hadden zij dat gedaan, of het huis ontplofte met een geweldige knal. 48 Alle vensters in de buurt vlogen aan scherven, en Jezus werd geraakt door een groot brokstuk. 49 Verschrikt snelden de apostelen naar Hem, maar Hij was niet gewond, Hij had zelfs geen schram opgelopen. 50 En terwijl Zijn huis in lichterlaaie stond, maande Hij Zijn leerlingen aan om met Hem weg te gaan, want Hij wou geen last met de politie.

Uitzending der apostelen
51 Jezus verzamelde de twaalf rondom Zich, en sprak hen toe: "De grond wordt hier te heet onder onze voeten. 52 Talrijk zijn Mijn vijanden, en groot is hun haat. Daarom is het best dat Ik Me een tijd lang van het volk afzonder. 53 Daarom draag Ik u op, Mijn boodschap te verkondigen onder de mensen. Dus gaat, verspreid u over de vier windstreken; 54 draag Mijn woorden uit over heel de wereld. Spreek de mensen over Mij en Mijn daden." 55 Daarop vertrokken de apostelen in alle richtingen, terwijl Jezus alleen bleef staan met enkele van Zijn vrouwelijke volgelingen. 56 Ook hen stuurde Hij op weg, behalve Maria Magdalena. Tot haar sprak Hij: "En jou schat, ga Ik eens lekker verwennen." 57 Hij nam haar bij de hand en voerde haar mee naar een goedkoop hotel in de buurt van het Zuidstation. 58 Daar brachten zij samen zeven maanden en zeven dagen door, en Jezus bewees er haar dat Hij Gods Zoon was.

/user/terug2.gif
/user/vorige.gif /user/volgende.gif
1