Hoofdstuk 7

De vrouwen in Jezus' dienst 1 De Heer Jezus was niet enkel vergezeld van Zijn apostelen, maar ook enkele vrouwen hadden zich bij Hem aangesloten. 2 Onder hen was Maria Magdalena, een lichtekooi, die Hij bekeerd had. Nu diende zij slechts één man meer, en dat was Jezus. 3 Onophoudelijk kuste en omhelsde Hij haar; vaak bracht zij in Zijn bed de nacht door. Maar zij baarde Hem geen kinderen, want zij nam de pil. 4 Droef sprak Jezus over haar: "Ik ben als de boer die zaait op de barre rotsen, want ook zijn zaad zal geen vruchten voortbrengen."

Genezing van een blinde 5 Aan de deur van Jezus' huis stond op een dag een blinde man. Toen Hij die dag naar de markt ging, klampte die man Hem aan. 6 "Ach Heer, heb meelij," sprak deze. "Ik ben al mijn hele leven lang blind, maar nu zie ik het echt niet meer zitten." 7 Nu beval Jezus de man: "Kijk Me recht in de ogen, dan zal Ik je genezen." 8 De man kon Hem echter niet zien, zodat Jezus hem slechts gedeeltelijk genas. De blinde keek nu scheel. 9 En hij dankte de Mensenzoon, waarop hij heen ging, aan iedereen vertellend wie Hem genezen had. Jezus ging naar de markt.

Bekering van een zakkenroller 10 Plots zag Hij een jongen, die de portefeuille van een man stal, zonder dat die man het merkte. 11 Als de weerlicht rende Jezus achter de jongen aan, sprong op hem, en nam hem de portefeuille af. 12 Uitermate ontstemd schold Hij de jongen uit: "Met welk recht neem je wat jou niet toehoort ?" 12 Smekend vroeg de jongen Hem om vergeving, en beloofde zijn leven te beteren. Jezus liet hem gaan, en hield de portefeuille voor Zich.

De wonderbare broodvermenigvuldiging 13 Op de markt aangekomen, ontmoette Jezus al Zijn apostelen. Zij spraken: "Heer, wij hebben honger, en ons geld is op." 14 Jezus gaf Lukas 50 franken en beval hem daarmee een brood te gaan kopen. 15 Toen Lukas terugkwam met een brood, merkte Petrus op: "Maar dat is niet genoeg voor ons allen." 16 Maar Jezus zei: "Waar is uw geloof in Mij ? Hiermee hebt gij allen meer dan genoeg." 17 Dit gezegd zijnde, knipte Jezus met Zijn vingers, en plots hield Lukas in plaats van één, wel 50 broden in zijn armen. 18 Hongerig stortten de apostelen zich op de broden, en aten ervan, tot er geen kruimel meer overbleef. 19 Judas sprak vol ontzag: "Verdorie Heer, U blijft ons verbazen. Kunt U mij ook niet zo'n truukjes leren ?" 20 Maar Jezus wilde daar niet op ingaan. "Neen, Judas, als iedereen Mijn truukjes zou kennen, zou niemand nog naar Mij luisteren." 22 "Ach ja, dat is ook waar," sprak Judas. En samen gingen ze allen naar de metro.

De Bosnische vrouw 23 Zij stapten een metrostel binnen, maar achter hen kwam een haveloos geklede vrouw met een baby in de armen aan. 24 Jezus wou juist tot de reizigers spreken, toen zij vóór Hem het woord nam: "Mosieu et madam, jé sui de Bosnia, 25 jé pa agent pou mangé, pa agent pou nourrir bébé,..." Ze kneep het kind, opdat het zou beginnen huilen. 26 Jezus zag dit en werd kwaad: "Gij zondige vrouw, hoe kunt gij van de goedheid van deze mensen profiteren ! 27 Gij verloochent uw ware afkomst, gij mishandelt uw kind, en gij valt de mensen lastig! 28 Wee u, want het Rijk Gods blijft gesloten voor slechte ouders. Bekeer u, of gij zult eeuwig in de hel branden." 29 Maar de vrouw begon Jezus uit te kafferen, en probeerde Hem te bijten. Als een wilde furie krabde ze in Zijn armen. 30 Toen grepen Lukas en Amadeus haar vast, en Jezus legde Zijn hand op haar hoofd. 31 Ogenblikkelijk genas zij, en ze kalmeerde. Ze zag er opgelucht en vriendelijk uit. 32 "Hoe heet gij ?" vroeg Jezus. "Eva," antwoordde zij. En zij verliet de metro, zocht eerlijk werk en zorgde van toen af goed voor haar kind.

Jean-Luc de politicus 33 Nu kwam Hij in het park van Brussel aan, en trok er doorheen, gevolgd door massa's mensen. 34 En zie, daar was een man, Jean-Luc geheten; hij was een belangrijk politicus in het rijk. 35 Hij wilde graag zien, wat voor een man Jezus was; maar tussen de menigte kon hij dat niet, want die zou hem zeker gelyncht hebben. 36 Daarom kroop hij in een boom in het park, want Jezus moest daar voorbij komen. 37 Toen Jezus daar langs kwam, kraakte de boom echter onder zijn gewicht, en hij viel op Johannes en Lukas. 38 Het volk herkende Jean-Luc en wou hem lynchen. Maar Jezus hield hen tegen. 39 Hij sprak: "Sta op, want vandaag word Ik in uw huis verwacht." En vol vreugde krabbelde hij recht, en nam Hem mee naar zijn huis. 40 Allen zagen dat gebeuren en begonnen te morren: "Hij is het huis van een zondaar binnen gegaan, Hij heeft er gegeten en gedronken." 41 Maar Jean-Luc sprak: "Kijk Heer, mijn hele vermogen schenk ik aan de armen, mijn huis schenk ik aan de daklozen, mijn vrouw schenk ik..." 42 "Al goed, al goed," onderbrak Jezus hem, "Gij hebt getoond dat gij tot inkeer gekomen zijt. 43 Heden is er heil over dit huis gekomen; ook gij zijt een kind van God." Jean-Luc nam van dan af afstand van alle aardse rijkdom, en ging als een kluizenaar in het verre Afrika leven.

De fanatieke christen 44 Zo verliet Jezus het huis van Jean-Luc, en begaf zich weer naar Zijn huis in de Marollen. Al Zijn leerlingen volgden. 45 Onderweg zagen zij een man langs de weg staan, die luidop "Het Rijk van God is nabij !" riep. Zij gingen naar de man toe. 46 "Wat staat gij daar te prevelen ?" vroeg Jezus hem. "Het Rijk Gods is nabij ! 47 Ga naar de kerk om Uw zonden op te biechten, voor het te laat is, bid elke dag zeven maal tot God !" brulde de man. 48 Jezus sprak: "Kom vrienden, hier baat geen hulp meer. Deze man is verslaafd aan opium voor het volk. Laten we doorlopen." 49 En nauwelijks waren zij verder gegaan, of een zware vrachtwagen raakte van de weg en verpletterde de man onder zijn wielen. 50 "Kijk," grijnsde Jezus, "Die man had gelijk. Voor hem was het Rijk van God zeer nabij." En lachend liepen ze verder.

Genezing van een schele 51 Toen Jezus weer thuiskwam, stond er voor Zijn huis een schele man, die Hem jammerend aanklampte: 52 "Ach Heer, vroeger was ik blind, en hadden de mensen nog eerbied voor mij, en ze hielpen mij. 53 Maar nu ik scheel ben, lachen ze mij uit. Genees mij alstublieft." Jezus kreeg medelijden en legde Zijn hand op het gezicht van de schele. 54 Hij sprak: "Kijk me aan, uw zonden zijn vergeven." En zie, de schele was niet meer scheel. Zijn ogen keken recht in Jezus' ogen. 55 Dankbaar knielde hij neer en kuste Jezus' voeten, maar Jezus gebood hem weer op te staan. 56 De man ging weer heen en verheerlijkte de Zoon van God, die hem tot twee maal toe had genezen.
1