Hoofdstuk 2
Jezus door Johannes gedoopt 1 Nu had Jezus een neef, Johannes, die enkele jaren ouder was dan Hij. Johannes was een punker, en zijn paarse hanekam boezemde wijd en zijd ontzag in. 2 Toen Jezus aan de universiteit van Leuven ging studeren, onderging Hij, net als alle eerstejaars de studentendoop. 3 Daarbij kleedde men Hem uit, schoor men Hem kaal en smeerde men Hem in met motorolie, bloem en confituur. 4 Johannes was toevallig doopmeester en gebood dat alle schachten in de Dijle gedoopt moesten worden. 5 Johannes dompelde Hem volledig onder in het stinkende water, maar onmiddellijk steeg Hij uit het water op, en men zag dat de hemel zich opende en dat de Geest op Hem neerdaalde als een duif. 6 In paniek renden toen alle studenten weg; enkel Johannes de Doper bleef staan. 7 Deze sprak: "Amai, Jesse ! Hoe doede gaa da na ?" 8 En Jezus zei tot Johannes: "Kom, laat ons ergens een pint gaan pakken." En alzo geschiedde.
Jezus' bekoring 9 Toen werd Jezus door de Geest naar de Kempense heide geleid, alwaar Hij veertig dagen lang zou vasten. 10 Daar werd Hij door de duivel bekoord. Hij had al lang niets gedronken en Hij kreeg dorst. 11 Nu sprak de duivel tot hem: "Indien Gij de Zoon van God zijt, sla dan met Je hand op deze rots, en laat er een bron van bier uit opwellen." 12 Maar Jezus antwoordde hem: "Doe geen moeite, Satan, Ik heb toch liever vodka." 13 Daarna voerde hij Hem naar een hoger punt, en toonde Hem in een enkel ogenblik heel het Kempisch Plateau. 14 En de duivel sprak: " Ik zal U alle macht over dat land geven. Als Gij mij aanbidt, zal dit alles het Uwe zijn." 15 Jezus antwoordde: "Wat ben Ik met een land vol Limburgers ! Zijt gij met Mijn voeten aan het spelen of zo ?" 16 Nu voerde hij Hem naar Brussel, en plaatste Hem op de toren van het stadhuis. En hij zei Hem: "Als Gij Gods Zoon zijt, spring dan naar beneden. 17 Want dan zullen Zijn engelen U opvangen, voor Gij tegen de grond smakt." 18 Maar Jezus zei: "Ik ben uw gelul meer dan beu." 19 En daarop gaf Hij de duivel een duw, zodat die met een schreeuw naar beneden viel en in een wolk van zwavel op de Grote Markt uiteen spatte.
De komst in de Polders 20 Toen Jezus vernam dat Johannes de Doper was gearresteerd wegens het bezit van drugs, vertrok Hij naar de Polders. 21 En nadat Hij Nazareth had verlaten, kwam Hij te Oostende aan, waar het machtige Kanaal het vasteland van Engeland scheidde. 22 Daar begon Hij te prediken en te zeggen: "Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij." 23 De oproerpolitie hield Hem daarvoor aan en maande Hem aan te zwijgen, want door Zijn gepredik, joeg Hij de dagjestoeristen weg. 24 Maar Jezus bleef prediken, en toen Hij eens langs de Oostendse kade wandelde, zag Hij twee vissers die hun netten schoonmaakten: Petrus en zijn broer Andreas. 25 Hij zei hun: "Volgt Mij, en Ik zal mensenvissers van u maken. En aanstonds verlieten ze hun netten, en volgden Hem. 26 Iets verderop zag Hij nog twee vissers, Jakobus en zijn broer Johannes. Zij wilden Hem niet meteen volgen. 27 Daarom zei Jezus: "Waar Ik heen ga, geven ze een gratis vat." En dadelijk stonden de gebroeders op, en ook zij volgden Hem.
Rondtocht door de Polders 28 Nu trok Hij met Zijn leerlingen heel de Polders door, predikte in kerken en preekte het Evangelie van het Rijk; Hij genas iedere kwaal en iedere ziekte onder het volk. 29 Zijn faam verspreidde zich door heel Europa; in alle kranten haalde Hij de voorpagina, op elke TV-zender verscheen Hij in een praatprogramma. 30 En talrijke scharen uit Vlaanderen en Wallonië, uit Nederland, Duitsland en Frankrijk volgden Hem.
De zeerede 31 Nu kwam Hij in Blankenberge aan, en bleef op het strand staan. Daar bevonden zich een grote groep van Zijn leerlingen, en een onoverzichtelijke massa mensen. 32 Dezen waren allen gekomen om Hem te horen en om hun kwalen door Hem te laten genezen. 33 Onder hen waren talrijke blinden, doven en lammen. Jezus sloeg Zijn ogen op en sprak: 34 "Zalig de lammen, want voor hen zal alles lekker lopen. 35 Zalig de blinden, want zij zullen het weer zien zitten. 36 Zalig de doven, want voor hen zal alles gebeuren zoals het hoort." 37 Maar het volk begreep Jezus' woorden niet goed, en begon Hem kwaad uit te schelden. Sommigen probeerden Hem zelfs te slaan. 38 De leerlingen werden bang, maar Jezus maande het volk aan om rustig te blijven. Aangezien Zijn woorden niet insloegen bij het volk, besloot Jezus Zijn boodschap al zingend over te brengen. 39 Hij nam een elektrische gitaar ter hand, en beval Petrus een drumstel, en Jakobus een basgitaar te bespelen. 40 Jezus speelde toen een goddelijke gitaarsolo, die de hele massa in verrukking bracht. Daarop zong Hij "Let it be", waarbij Johannes met een synthesizer inviel. 41 En de hele dag door speelden en zongen zij liederen voor het volk, genspireerd door de Geest van God. 42 Het volk was wild van entoesiasme en loofde God en de Mensenzoon. Het herkende toen in Hem de Messias. |