Hoofdstuk 12
Jezus en de ongelovige journalisten 1 Eens ging Jezus naar Gent, om er de duivel uit een kerkhof te drijven. Nadat dit volbracht was, werd Hij ondervraagd door enkele journalisten. 2 Zij geloofden niet dat Hij het kerkhof van het kwade had gezuiverd, en vroegen Hem om een teken uit de hemel als bewijs. Maar Jezus kende hun gedachten. 3 Bezwerend hief Hij Zijn armen naar de hemel op, en prevelde een onverstaanbaar gebed tot Zijn Vader. Nauwelijks had Hij Zijn gebed gestaakt, of een duif kwam hoog boven Hem vliegen, en liet zijn drek vallen op één der journalisten. 4 "Bent u nu tevreden ?" vroeg Hij grijnzend aan de reporters. Woedend noemden zij Hem een charlatan, en dreigden ermee Hem voor eerroof aan te klagen. 5 Vertoornd viel Jezus dan tegen hen uit: "Hoe durft gij Mij van bedrog beschuldigen ? Weet dat Ik de Zoon van God ben, en dat Mijn Ouwe dat als een belediging opneemt !" 6 "Trouwens, gij zijt de bedriegers, niet Ik ! Gij verdraait en verhult feiten, of blaast ze op, als het u goed dunkt ! Gij doet stemmen van verzet verstommen, door ze niet te laten spreken ! 7 Gij geeft de stemmen des kwaad, met hun woorden vol leugens, de kans om luidop te spreken ! Gij maakt mensen de grootste leugens wijs, gij manipuleert hen !" 8 Versteld door Jezus' woorden, zwegen de journalisten, en hun woede verbergend, gingen ze van Hem heen. De volgende dag stond er in haast alle kranten dat Jezus een oplichter en een leugenaar was. Men beschuldigde Hem in één krant zelfs van het aanvaarden van smeergeld.
Aanhouding van Jezus 9 De volgende dag werd Jezus in het hotel aan het Zuidstation uit Zijn bed gehaald door de gerechtelijke politie. Ze deden Hem handboeien om , in het bijzijn van de twaalf en van Maria Magdalena. 10 De apostelen durfden niets doen, en enkel Maria Magdalena trachtte de politie tegen te houden. Maar zij kreeg een brutale mep met de wapenstok, en bleef buiten westen liggen. 11 Jezus had geen tijd om naar haar om te kijken, want Hij werd naar buiten gesleurd en in een politiewagen geduwd. Een kwartier later zat Hij in een donkere ruimte, waar een rechercheur Hem ondervroeg.
Uithoring van de Christus 12 Dreigend stond de rechercheur voor Jezus, en brullend richtte hij zich tot Hem: "Luister eens goed, parlementsventje ! 13 Als Gij er niet gauw voor zorgt dat Uw partijke ophoudt met bestaan, dan zal ik U en dat langharig werkschuw tuig dat U volgt, eens deftig onder handen nemen !" 14 Dit gezegd zijnde, liet hij zijn agenten de duistere ruimte binnentreden, alwaar zij Jezus bont en blauw sloegen. 15 Ondanks de harde klappen die Hij kreeg, gaf Jezus geen krimp. Hij wist immers dat Hij na die afranseling enkel een kleine genezing op Zichzelf hoefde uit te voeren, 16 om er weer fatsoenlijk voor te komen. En aldus geschiedde: de Heer genas Zijn gebroken neus en ribben, en fluitend wandelde Hij weer naar Zijn hotel.
De (tweede) overspelige vrouw 17 Toen Jezus Zijn hotelkamer weer betrad, zag Hij een koppel dat op Zijn bed de liefde bedreef. Ontsteld zag de Heer dat het Maria Magdalena en Lukas waren die gemeenschap hadden. 18 Woedend trok Hij hen uit elkaar, en Zijn toorn viel als een bliksemschicht neer op Lukas. Vanaf die dag ging Lukas trouwens als eunuch door het leven. 19 En terwijl Lukas jankend de kamer uit stoof, sprak Jezus Maria Magdalena op een verwijtende toon: "Gij onkuise vrouw ! Hoe kunt gij Mij zo bedriegen ?" 20 De zondares smeekte Hem om genade, en wenend kuste zij Zijn voeten, in de hoop vergiffenis te ontvangen. Maar Jezus was niet te vermurwen. 21 "Gij zult voor deze daad gestraft worden," sprak Hij streng. Judas, die de Mensenzoon had horen roepen, en op het geroep was afgekomen, opperde: 22 "Laat mij haar straffen, Heer. Ik zal haar op een genadeloze wijze doen boeten voor haar dwaling." 23 Dit zeggend toonde hij Hem een zweep en een paar handboeien. Jezus stemde hierin toe. Hij verliet de hotelkamer, Maria Magdalena alleen latend met Judas.
Jezus' vertrouwen 24 Maar nauwelijks had de Heer de kamer verlaten, of Hij hoorde de zondares kreunen en "Ja ! Nog !" roepen. Nieuwsgierig klopte Hij op de kamerdeur en vroeg Judas wat er gaande was. 25 "Het is niets, Heer," antwoordde deze hijgend, "Maria snakt gewoonweg naar het bestraffen van haar zondige daad, vandaar haar aanmatiging." 26 Ontroerd sprak Jezus: "Ach Judas, op jou kan Ik tenminste rekenen. Jij bent Mijn meest toegewijde leerling." 27 Hierop verliet Hij het hotel, terwijl Hij achter Zich zweepslagen, gekreun en gegil hoorde. Tevreden constateerde Hij dat Maria haar straf gaarne onderging, 28 en zelfs steeds maar "Oh, Judas ! Nog ! Je bent geweldig !" bleef roepen. Ontroerd pinkte Hij een traan weg.
Jezus verlaat het parlement 29 Daar Jezus in opspraak was gebracht wegens Zijn optreden in het parlement, besloot Hij dat parlement de rug toe te keren. 30 In de buurt van het parlementsgebouw, merkte Hij een clochard op, die in de vuilbakken snuffelde. Deze herkende de Messias dadelijk, en liep op Hem toe. 31 "Heer, help mij uit dit ellendig bestaan," smeekte hij, en begon Jezus' voeten te kussen. Verveeld gebood Hij hem op te staan, want Hij begon natte voeten te krijgen. 32 "Ik zal uw verzoek inwilligen," verklaarde de Christus plechtig, "maar gij moet Mij beloven dat gij nimmermeer zult werken, en uw tijd zult doorbrengen met liegen en bedriegen." 33 De clochard beloofde plechtig zich aan deze regels te houden, en Jezus leidde hem naar de ingang van het parlement. Daar zegde Hij: "Treed binnen, beste man, en ga er zitten in de halve kring. 34 Daar zult gij uw tijd moeten doorbrengen met slapen. Het volk zal u haten, maar u zal er wel bij varen." Ontroerd schudde de clochard Jezus' handen. 35 "Heb dank, Heer," zei hij wenend van vreugde, "God zal het U lonen." Bedrukt antwoordde Verlosser: "Ach, Onze Pa, die heeft het daarvoor veel te druk."
Het verloren schaap 36 Bij een café in de binnenstad wachtten Zijn leerlingen Hem op. Zij gingen er binnen, en weldra zaten zij allen aan een tafel te drinken. 37 En Jezus, die al gauw enkele pinten op had, begon te lallen: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie niet door de deur de schaapsstal binnengaat, blijft buiten. 38 Laatst was er een herder met honderd schapen. Een was verloren, en toch liet hij de negen en negentig andere achter om het te zoeken. 39 Gedurende vele uren zocht hij het schaap, met een knorrende maag en zere voeten. Maar hij vond het uiteindelijk, en blij als hij was, nam hij het schaap in zijn armen en streelde het. 40 Innig legde hij het schaap op zijn schouders en droeg het naar huis. Daar riep hij al zijn vrienden en buren bijeen. 41 En hij zei hun: "Verheugt u met mij, want ik heb mijn verloren schaap teruggevonden." Daarna at hij het schaap op, want hij had honger gekregen van al dat zoeken. 42 Beminde leerlingen, Ik zeg u: schaap smaakt altijd lekker met een tikkeltje mosterd en een ietsiepietsie look." 43 Ademloos hadden Zijn leerlingen de gelijkenis aangehoord, behalve Thomas , die een bedenkelijk gezicht trok. "Wat is er Thomas ?" vroeg Judas, 44 "Raak je aan het verhaal uit, of moet Jezus het nog eens vertellen ?" Thomas zuchtte, en gaf toe: "Ik heb er niets van begrepen. 45 Steeds weer doe ik alle moeite van de wereld om Zijn verhalen te volgen, maar ik ben er gewoon te dom voor." Judas gaf hem begrijpend een schouderklopje, en sprak: 46 "Trek het je niet aan, Thomas, niemand van ons heeft ook maar een idee van wat Hij bedoelt, maar we volgen Hem gewoon, omdat Hij zo vaak trakteert."
De verloren frank 47 En terwijl alle leerlingen bezopen onder tafel lagen, sprak Hij verder: "Of welke vrouw, die maar duizend frank bezit, die één frank verliest, steekt niet het licht aan, 48 veegt niet haar huis van boven tot onder, foeilleert al haar kinderen, en zoekt niet in alle gaten en spleten, tot ze die ene frank terugvindt ? 49 En als ze die gevonden heeft, roept zij heel de buurt bijeen, en geeft een rondje in het plaatselijke café. 50 Zo zeg Ik u: "Geld moet rollen; geen enkele munt, hoe klein ook, mag ongebruikt blijven."
Eerste lijdensvoorspelling 51 Op dat moment riep de cafébazin Hem nijdig toe: "Gaat Gij hier nog lang blijven ? We zijn nu al drie uur voorbij sluitingstijd !" 52 "Maar vrouw," stamelde de Here Jezus, "Ik verkondig de Blijde Boodschap, kan dat sluiten niet even wachten ?" 53 "Maak dat Je wegkomt," brulde ze, "Jij en die bende zuiplappen, die hier op de grond liggen te kotsen en te kwijlen !" 54 "Toe, laat ons nog even blijven," verzocht de Mensenzoon haar, "Ik zal voor u nog wat water in wijn veranderen..." 55 "Ik moet Je wijn niet !" gilde de cafébazin, "Mijn kelder zit al vol met Je fluitjeswijn. Ik krijg dat spul maar niet verkocht, want niemand drinkt hier wijn !" 56 "Gij lijkt wel door de duivel bezeten, vrouw," merkte Jezus op, "Laat Mij de Satan uit u drijven. Het duurt niet lang en voor u wil Ik het kosteloos doen..." 57 De vrouw kreeg er genoeg van en joeg Hem en de Zijnen het café uit: "Als Gij zo voort doet, eindigt Gij nog op de stoel !" riep ze Hem na. 58 Beduusd keken Johannes en Jakobus Hem aan. "Heer, het kan toch niet waar zijn, dat men U zal doden ?" vroegen zij bezorgd. 59 Jezus barstte in een lachbui uit: "Mij doden ? Woehahahaha ! Zoiets belachelijks heb Ik nog nooit gehoord ! Om Mij te pakken te krijgen zullen ze toch vroeg moeten opstaan !" |