Sheep in Languages

`What can you find on this page:`

Sheepish words

Proberbs and Sayings about sheep

Ethymology of sheep

Encyclopedia: sheep

LinkExchange Member Free Home Pages at GeoCities

Sheepish words in several languages

(Added May 1997)

English	sheep	lamb	ewe	ram
Danish	faar	lam	moderfaar	vaedder
Dutch	schaap	lam	ooi	ram
French	mouton	agneau	brebis	belier
German	Schaf	Lamm	Mutterschaf	Schafbock
Italian	ovino	agnello	pecora	montone
Portugese	ovelha	borrego	ovelha	carneiro
Sheepish	Baaahaa	bae-bae	Maaa	Baaa
Spanish	ovino	cordero	oveja	carnero

Proverbs & Sayings about sheep

(Added June 10th 1997)

Proverbs and sayings about sheep in Dutch, with a translation to English

Dutch sentence (= Dutch meaning) = translation to English (= litterally translated to English)
schaap = sheep
schurftig schaap = black sheep
zwarte schaap = scapegoat (litterally: black sheep)
een schurftig schaap steekt de hele kudde aan (= een verkeerd element bederft alles) = one scabby sheep infects the whole flock
er gaan veel makke schapen in een hok (= met inschikkelijke mensen is er voor velen plaats) = there is always room for a good one (litt.: lots of meek sheep will fit in one pen)
vijf poten aan een schaap zoeken = expect the impossible (litt.: seaking for 5 legs on one sheep)
als er een schaap over de dam is volgen er meer (= als er een het voorbeeld geeft volgen er meer) = where one sheep goes, follows another (litt.: when one sheep has crossed the dam, more will follow)
zijn schaapjes scheren = feather one's nest (litt.: shave his (little) sheep)
hij heeft zijn schaapjes op het droge (= hij kan gaan rentenieren) = he has feathered his nest (litt.: he has his (little) sheep on the dry land)
om weer tot onze schaapjes terug te keren = to return to our muttons
lucht met schapenwolkjes = mackerel sky (litt.: sky with sheep clouds)
een wolf in schapenkleren (= zich onschuldig voordoen) = a wolf in sheep's clothing
het verloren schaap (= iets dat zoek was) =
de schapen scheren (= winst behalen) =
de schapen van de bokken scheiden (= de goeden apart van de kwaden zetten) =
de tijd van lammeren krijgen = the lambing-season
lammetje = (little) lamb, lambkin, baa-lamb

(sources: Wolters woordenboek Nederlands - Engels (1982), Prisma Woordenboek Nederlands (1988))

Ethymology

(Added June 10th 1997)

sheep, schaap & Schaf

Middle Dutch (Middelnederlands) scaep, compare Old Nether Frankish (Oudneder-frankisch) scâp, Old Saxon (Oudsaksisch) skâp, Old High German (Oudhoogduits) scâf (Modern High German (Nieuwhoogduits) schaf), Old Frisian (Oud-fries) skêp, Old English (Oudengels) scêap (Modern English (Nieuwengels) sheep). An exclusively West Germanic word, from which the origin is unknown.

(source: Prisma Ethymologisch Woordenboek (1986))

Encyclopedia: Sheep

(Added June 9th 1997)

Geillustreerde encyclopedie: Schaap

Geillustreerde encyclopedie, derde herziene druk.
Deel dertien: SAVON - STICH. 1974 Uitgeverij Amsterdam Boek B.V. - Amsterdam

Schaap (Ovis), hoefdiergeslacht uit de runderfamilie (Bovidae); wilde schapen hebben dikke, in spiraal gegroeide hoorns, aangezichts- en voetklieren; 's zomers dragen zijn een haarkleed, 's winters een wolvacht; het enige in Europa voorkomende wilde schaap is de mouflon; het argalischaap uit Midden-Azie heeft enorm grote hoorns en een schofthoogte van 1.20 m; het bergschaap is bijna even groot als het argalischaap, maar heeft kleinere hoorns; leeft in de Rocky Mountains; in Noord-Afrika komt het manenschaap voor; de urial is afkomstig uit Midden-Azie; tal van rassen stammen van deze soort af, onder meer waarschijnlijk het merinosschaap en de voorouders van het tamme schaap, waarvan men aanneemt dat het ontstaan is uit kruising van een mouflon met een urial.