Waarnemend arts
leeft onder armoedegrens
Schrijnende
toestanden in Gezondheidscentrum
Onze dochter wilde daags na haar verjaardag de nieuwe fiets die ze had gekregen, wel eens uitproberen. Vandaar dat wij na schooltijd een rondje om de Gaasperplas fietsten. Onze zoon wilde ook wel mee en we hadden al bijna driekwart van het door wild terrein en een fraai park voerende traject afgelegd toen wij ter hoogte van Nellestein een oudere dame met paars gelaat en Peter Lorre-ogen zagen naderen. Ze werd, tegenstribbelend, voortgetrokken door een aangelijnde, bejaarde en zeer vadsige hond en geen van beiden zag er erg florissant uit. Op het moment dat wij in traag tempo langs dit duo peddelden, opende het geconstipeerde vierpotige beest plotseling de kwijlende muil, deed geluidloos een uitval en probeerde, zonder dat wij daartoe aanleiding of opdracht hadden gegeven, een stuk uit onze linkerkuit te happen. De beet was, uit hondenoogpunt bekeken, niet geheel perfect maar toch ontstond een flinke winkelhaak in onze kort daarvoor nog gave en smetteloos witte pantalon en toen we die vertwijfeld opstroopten, zagen we in onze kuit twee tanden staan waaruit reeds enkele druppeltjes bloed begonnen te sijpelen.
Onze beide kinderen waren, gelukkig op veilige afstand, van hun fietsjes gestapt. Petra Lorre probeerde zich ijlings uit de voeten te maken maar werd daarbij gehinderd door het misschien wel zeer zieke beest dat inmiddels de smaak te pakken leek te hebben gekregen en opnieuw naar onze kuiten toe wilde. Slechts met inspanning van alle krachten lukte het de vrouw met het purperen gezicht en de bolle ogen het monster in toom te houden. "Mag niet, Tita! Af"' riep ze in paniek. Tita? Vreemde naam voor een hond. Maar we waren allang blij dat ze het dier niet aansprak met Gonokokkie, Baksilla of iets dergelijks. We plaatsten ons solide herenrijwiel als schild tussen de hond en onszelf en vroegen Bette Davis hoe het nu verder moest. Ze putte zich uit in verontschuldigingen. Het beest was, zo vertelde het paarsige bazinnetje, uit zijn gewone doen omdat het de laatste tijd wat met de gezondheid tobde. Wat mankeert hij dan? vroegen we, vol eigenbelang, want wie weet deden Tita en zij wel onmatig vaak tegennatuurlijke spelletjes met elkaar en had het beest daarbij een besmettelijke kwaal opgelopen. Het schonkige mormel bleek echter al een week of wat een geïrriteerd achterste te hebben omdat het tobde met diarree, vertelde ze. En dat beest natuurlijk de hele dag maar onder zijn staart likken om de pijn te verzachten. En vervolgens mensen bijten. Onze associeermachine draaide op volle toeren en na enkele ogenblikken wisten we hoe de hond waarschijnlijk voluit heette: Titanus! En dat we daarom nu pijlsnel naar de dokter moesten voor een anti-Titanusprik, was wel duidelijk.
De gejurkte Eelco Brinkman look-alike bleek intussen bereid de door haar hond gescheurde broek te willen vergoeden en verstrekte daartoe haar naam, adres en telefoonnummer welke gegevens wij ijverig noteerden. Daarna riepen we de beide kinderen, manoeuvreerden met een zo wijd mogelijke boog om het ondier en bazin heen en peddelden in sneltreinvaart naar het dichtstbijzijnde Gezondheidscentrum om daar naar het wondje te laten kijken. En terwijl wij vertwijfeld in ijltempo het inmiddels schemerig geworden Gaasperpark uitreden, hoorden wij de nietsvermoedende, van de buitenlucht genietende wandelaars die weer eens in de hondenpoep waren gestapt, uit volle borst zingen:
Zieke hond
Likt wond
Op achterfront
besmeurd met stront,
zo'n anderhalluf pond
(in elk geval een flinke klont).
Het beest ruikt lont,
bijt in been een wond.
Dat is toch niet gezond?
Bejje bedond!
Doe dus terstond
aan t medisch front
den medicijnman kond
van wat u ondervond,
al peddlend in den avondstond
en bazuin daar rond
hoe uw welzijn werd geschond
door n scherpgetande mond
vol resten hondenstront.
Laat rap kijken naar die wond
opdat u niet het graf indond
met n krans
van t Anti Honden Front
Om kwart voor zes stonden wij hijgend voor de gesloten deur van het Gezondheidscentrum. De artsen waren al naar huis maar er was nog wel een achtergebleven juffrouw aanwezig die ons tijdens het opendoen met de welgemeende woorden Hallo! Wat kan ik voor je doen? begroette. Zo'n joviaal welkom vinden wij heerlijk! De laatste tijd worden we door onbekenden steeds vaker met Meneer aangesproken en daar worden we somber van omdat we dan beseffen dat we al bijna de 40-jarige leeftijd hebben bereikt. Maar als we worden getutoyeerd, vergeten we dat even en is onze hele dag weer goed.
De juffrouw van het Gezondheidscentrum adviseerde ons om naar huis te gaan en daar de Centrale Doktersdienst te bellen. Wij vroegen of zij dat niet even voor ons kon doen want wie weet waren de uit de kwijlende hondenbek afkomstige bacillen, microben en andere micro-organismen al bezig in ons interieur een voor ons fataal feestje te bouwen en dan is snelheid geboden. Ze rommelde aan de balie wat in papieren, opschrijfboekjes en mappen maar bleek het alarmnummer niet te kunnen vinden. "Even ons eigen nummer dan maar bellen", sprak ze tenslotte, "dan wordt er een bandje afgedraaid waarop het nummer van de Centrale Doktersdienst wordt genoemd" en ze voegde de daad hij het woord. Tijdens het afluisteren van het bandje noteerde ze het nummer van de doktersdienst en draaide dat voor ons. Daar wilde men kennelijk nadere informatie, want de behulpzame en aantrekkelijke juffrouw van het Gezondheidscentrum tegenover ons vroeg ons, met de hoorn aan haar oor, het hemd van het lijf, onder andere hoe lang het geleden was dat de hond ons in de kuit had gebeten en of wij in het bezit waren van een tetanus- certificaat. Tenslotte briefde ze ons de vraag over hoe oud wij waren, want ook in dat gegeven bleek de Doktersdienst geïnteresseerd. Nadat wij ook deze laatste vraag naar waarheid hadden beantwoord, legde de juffrouw van het Gezondheidscentrum de telefoon neer en sprak ons vanaf dat moment opeens met U aan. Tja, dat krijg je als je noodgedwongen hebt verklapt dat je al 39 jaar oud bent...
Ze instrueerde ons naar huis te gaan en daar te wachten tot de waarnemend arts met ons contact zou opnemen. "Bedankt hoor" riepen we haar toe, toen we het Gezondheidscentrum verlieten, Doei! Maar zij sprak slechts op neutrale en opeens zeer ongeïnteresseerde toon: Dag meneer en daarmee was onze hele avond meteen vergald. Moe en bejaard fietsten we in mineur naar huis.
De waarnemend arts belde ons al snel op. Het bleek een vrouwelijke dokter te zijn en tijdens ons telefoongesprek werd al snel duidelijk dat deze arme vrouw het bepaald niet breed had. Want wát liet zich opeens ontvallen? Eén moment, even mijn pieper afzetten" Wat? Hadden we dat goed verstaan? Had ze het echt over slechts één pieper? We werden overmand door plaatsvervangende schaamte, want slechts één armzalig aardappeltje als hoofdmaaltijd voor een zo hard werkende vrouw, dat is toch niet meer van deze tijd? En zeker niet voor een waarnemend arts die de hele avond door weer en wind moet om patiënten van de concurrentie weer gezond te maken. En dat ene eigenheimertje dreigde nu nog droog te koken en te verbranden ook, omdat wij haar zo nodig moesten lastig vallen met een onnozel hondenbeetje. Van een heel klein hondje. Bijna nog zonder tandjes. En pas nog bij de mondhygiëniste geweest. Om haar voor zoiets onbenulligs bij haar schamele maaitijd te storen, daarvoor verdienden we natuurlijk straf. Dus vroeg ze of we direct naar haar praktijk toe wilden komen.
Dat deden we en ze gaf ons, bij wijze van reprimande, twee zeer pijnlijke prikken, één in de linker- en één in de rechterdij. Deed het pijn?", vroeg ze na afloop, zonder ook maar even te laten merken hoe kwaad ze wel was. Viel wel mee hoor, jokten we. Dat hadden we beter niet kunnen zeggen, want onmiddellijk schreef ze een receptje uit voor nóg twee prikken, die we over een maand krijgen toegediend.
Eigen schuld. Hadden wij haar en haar pannetje met dat bijna aangebrande ene aardappeltje maar met rust moeten laten.