Amsterdam hééft
't! Enige tijd terug vroeg een hulpbehoevend familielid ons of wij alsjeblieft met spoed wilden langskomen om in haar woning in de Lutmastraat te Amsterdam de ventilatie-openingen dicht te plakken. Bevreesd dat onze tante, de hoofdstedelijke verschrikkingen beu, had besloten op haar oude dag nog even voortijdig uit te stappen, spoedden wij ons naar de hoofdstad en parkeerden wij onze auto -- zoals wij al vele jaren doen -- voor haar deur. Enigszins tot onze verbazing had onze tante echter in het geheel geen voornemens zich opzettelijk van het leven te beroven (onopzettelijk zou nog wel kunnen, want zij is de enige in Amsterdam Zuid die nog antraciet stookt om haar huisje te verwarmen) maar waren wij opgetrommeld omdat de gevels van de straat zouden worden gezandstraald. En zoals zij zich dit van de 18e maart 1953 nog herinnerde, zouden die werkzaamheden een hoop stof veroorzaken. Vandaar dat wij vijf minuten na onze aankomst haar wankele keukentrapje beklommen om met stukken karton en plakband de ventilatieroosters ter weerszijden van de ramen in haar huis- en slaapkamer af te plakken. Geen injectiespuiten In de sombere wachtruimte van dit kantoor waren alleen nog staanplaatsen beschikbaar: de bankjes waren bezet door een menigte opmerkelijk stijlvol geklede dames en heren en opschuiven was er niet bij. Uit de beschaafde, enigszins bekakte conversatie die deze lieden onderling voerden, maakten wij op dat hun limousines een wielklem hadden gekregen bij het kerkhof waar zij naar toe waren getrokken om zich eens fijn te laten zien toen Ischa Meijer daar die dag definitief werd uitgewuifd. Wij gunden hen deze stevige bekeuring en het daarmee gepaard gaande ongerief daarom van ganser harte. Enkele uren later waren wij terug in de Lutmastraat. De wielklem was verwijderd maar dat was niet het geval met de sticker (met de tekst `Niet rijden! Wielklem') op het raam van het portier aan de bestuurderszijde. We hebben geprobeerd die sticker er -- net zo als onze herinneringen aan de periode dat wij in de hoofdstad woonden -- in zijn geheel af te pellen, af te krabben, af te schuren, aus zu radieren, maar dat heeft niet mogen baten. Wie met Amsterdam omgaat, wordt erdoor besmet, blijvend, onuitwisbaar. Schrijfende
makellaar Deze gemeentelijke alleszuigers waren druk bezig de aaneengekitte keiharde drollen en doorgespoelde maandverbanden van de grachtengordel te consumeren, maar dat karwei vorderde maar matig. Er ontstond extra vertraging toen de chauffeur van een van de puttewagens een hefboom in de verkeerde stand zette, waardoor niet alleen een straal bruin vocht maar tevens een metalen afsluitdop de gracht in werd geblazen. Met vereende krachten probeerden de werklieden van beide wagens met hun starende blikken die dop van de bodem van de gracht te tillen en dat nam natuurlijk enige tijd in beslag. Waarom kunnen werkzaamheden aan de riolen op een drukke gracht niet op een beter gepland tijdstip plaatsvinden? zong het goed gedirigeerde maar ongeduldige claxonkoor achter ons. Eindelijk, eindelijk zagen de gemeentelijke mannen in dat je met alleen maar kijken geen metalen voorwerpen aan de wateroppervlakte kunt brengen en konden wij onze weg vervolgen. Na de brug over de gracht de andere zijde van het Singel op en vervolgens zoeken naar een parkeerplaats. Vlak bij de Raadhuisstraat was een passend gaatje. Een muntstuk van vijf gulden in de parkeerautomaat en wachten op het kaartje. Er kwam echter niets. Nog eens een vijf guldenstuk in de gleuf werpen werd evenmin niet gehonoreerd. Ons restten daarna nog drie losse guldens. We besloten er twee daarvan aan de weigerachtige automaat te spenderen, maar ook dat bleek weggegooid geld. Het uit voorzorg meegenomen schrijfmateriaal bood nu uitkomst, want daarmee konden we het nummer van de kaartjesautomaat alsook het op de automaat vermelde telefoonnummer van de Dienst Parkeerbeheer noteren om straks vanuit onze veilige thuishaven de zinloos ingeworpen gelden terug te vorderen. Daarna reden we wat rondjes en vonden tenslotte een plekje op een andere gracht en een automaat die het wél deed. Daarin wierpen wij onze allerlaatste gulden en ijlden vervolgens in sneltreinvaart naar het makelaarskantoor op het Singel om in de circa vijf minuten die ons restte (een inworp van één gulden gaf de inwerper ten tijde van dit schrijven recht op circa een kwartier parkeertijd) onze vriendin te feliciteren, feestelijk een taartje naar binnen te schrokken, enige computerles te geven en vervolgens weer terug te rennen naar onze geparkeerde auto om een wielklem te voorkomen. Bij het makelaarskantoor waren bouwvakkers in de weer en binnen lag het vol met hout, stenen en andere bouwmaterialen. De bouwvakker die wij aanspraken, droeg geen bouwmaterialen maar wel een staart. "Is het personeel wakker?", vroegen wij, om het ijs te breken, op overdreven schertsende toon. Deze handarbeider bleek echter van een kwinkslag niet gediend en keek ons aan met een blik alsof hij niet het ijs maar met plezier wel onze benen wilde breken. Na een korte, weinig geslaagde conversatie werd duidelijk dat er in het pand verder niemand aanwezig was zodat wij de terugtocht maar weer aanvaardden. Bovendien waren ook de ons door de Dienst Parkeerbeheer toegestane vijf minuten bezoektijd voorbij, dus haastten wij ons terug naar de plek waar onze auto stond. Onderweg passeerden wij de defecte parkeerautomaat waarin wij eerder twaalf guldens hadden geworpen. Een wat ouder echtpaar stond er enigszins verslagen aan te morrelen. Het bleken Fransen te zijn die, in de hoop op een parkeerkaartje, er óók verschillende Nederlandse muntstukken aan hadden gespendeerd. Wij adviseerden hen de nummers op de automaat te noteren en vanuit hun hotel naar de Dienst Parkeerbeheer te bellen. Dankbaar overhandigde het echtpaar ons hun visitekaartje: ze bleken helemaal uit Lyon te zijn gekomen om zich hier door de gemeente -- en wie weet straks ook nog door andere onprettige gasten -- te laten stofzuigen. Wij wensten hen veel succes en renden verder. Anderhalve minuut te laat waren we bij onze auto. De ramen waren nog heel, de achterklep was niet geforceerd, de radio zat er nog in en ook de wielklemjongens hadden er niet met hun fikken aangezeten. Thuisgekomen belden we onmiddellijk de Dienst Parkeerbeheer en spraken op een bandje het verzoek in ons even terug te bellen over het vergeefs ingeworpen geldbedrag. In de dagen en weken die volgden deden we dat nog een vijfentwintig tal keren, want niemand nam de moeite even contact op te nemen. En iedere keer als wij dat deden, hoorden wij dat irritante bandje, waarop we na de piep eerst steeds dringender om terugbellen verzochten, daarna dreigden met het inschakelen van advocaten en tenslotte de vraag stelden: Heeft u wel eens van Semtex gehoord? Maar terugbellen of anderszins contact opnemen, ho maar. In de derde week na ons bezoek aan de hoofdstad belden we even met Lyon, om van die onfortuinlijke Franse familie te vernemen hoe hun kennismaking met Amsterdam verder was verlopen. Zij vertelden het nummer van de Dienst Parkeerbeheer enkele malen te hebben gebeld, maar steeds was er een stem geweest die niet reageerde op hun Parlez-vous Français? en Can you speak English please? Als geboren en getogen (oud) Amsterdammer hebben wij met plaatsvervangende schaamte het gesprek beëindigd, na hen nog wél het advies aan de hand te hebben gedaan op een mooi lang weekend in mei Amsterdamwaarts te trekken en ter plekke hun geld terug te eisen, en daarbij tevens een declaratie reiskosten Lyon-Amsterdam-Lyon in te dienen. Wij zullen hen bij het incasseren daarvan graa g terzijde staan. Zelf hebben we uiteindelijk bij Inlichtingen Binnenland het door échte telefonistes bemande telefoonnummer van de Dienst Parkeerbeheer opgevraagd. Van hen kregen we het zo begeerde adres (Postbus 551) en afdeling (Bezwaren) waar we onze declaratie (twaalf gulden parkeergeld plus zeventien gulden en vijftig cents telefoonkosten) naar toe hebben gestuurd. Al na enkele dagen ontvingen wij een eerste reactie: "Hierbij bevestig ik de ontvangst van uw bovenvermelde brief. Het streven is om elke brief binnen zes weken te beantwoorden. Indien u binnen twaalf weken nog geen antwoord zou hebben gehad en u wenst informatie omtrent de stand van zaken, kunt u ons uiteraard even bellen. Hoogachtend, C.G. van Beemdelust, afdeling Bezwaren." Inmiddels zijn er bijna 27 weken verstreken, maar de ons toekomende gelden hebben we nog niet ontvangen. Kortom: Amsterdam hééft 't. Vooral alle tijd... |