Vijf verloren jaren
door onze
verzekeringskundige tussenpersoon
Een maand of wat geleden vroeg een kennis of hij wat materiaal uit De Stille Graaf mocht overnemen om daarmee het magazine dat zijn bedrijf naar klanten stuurt, wat smeuďger te maken. Zijn verzoek was zo ootmoedig en beleefd, dat wij moeilijk konden weigeren. En nu, bijna drie maanden later, is die kennis (en zijn onderneming) in dreigende financiële problemen geraakt. En dat alleen maar omdat hij, met bronvermelding, uit onze rubriek Vreemde voorvallen het bericht Loonsverhoging staat voor de deur had overgenomen. Daarin werd verhaald hoe de 88-jarige heer A.A. van der Brom, directeur van de gelijknamige verzekeringsfabriek, zijn gloednieuwe en peperdure Mercedes pontificaal voor de hoofdingang parkeerde, terwijl kort daarvoor het personeel nog op treurige toon was meegedeeld dat een loonsverhoging er dat jaar niet inzat. Het magazine met dit gewraakte stukje werd door het bedrijf van onze kennis naar een groot aantal relaties, klanten en prospects verstuurd. En een van de namen die op zijn mailinglist stond, was die van verzekeringsfabriek A.A. van der Brom.
Strategie
Een week na verschijnen van het magazine belde een
woordvoerder van de firma A.A. van der Brom onze kennis op en
vroeg geďrriteerd naar de auteur van het gewraakte stukje. Die
was niet aanwezig, want die auteur (wij dus), is niet in dienst
bij het bedrijf van die kennis. De firma A.A. van der Brom meldde
vervolgens dat de oude heer Brom weinig was ingenomen met het
verhaal en dat ook de Raad van Commissarissen uiterst
verbolgen op het stukje in kwestie had gereageerd. En de firma
A.A. van der Brom wilde graag weten wat bevriend blad dacht aan
deze kwestie te gaan doen, waarop onze kennis zich bereid
verklaarde in de volgende uitgave van zijn klantenmagazine een
verontschuldiging te plaatsen. Dat was voor de firma A.A. van der
Brom echter niet voldoende. 'Het accepteren van
verontschuldigingen is niet onze strategie', sprak de
A.A. van der Brom-woordvoerder, 'want met het aanvaarden van
excuses zijn we niet groot geworden'. Woordvoerder sprak over
een moeilijk te becijferen maar in elk geval aanzienlijke
schadepost die het berichtje had veroorzaakt en wilde kennelijk
een buitensporige financiële genoegdoening. Onze kennis vroeg
ons daarna enigszins in paniek hoe hij deze financiële dreiging
kon afwenden. Wij vertelden hem daarop het volgende, waar
gebeurde verhaal.
Ons verhaal:
Heel lang geleden, vlak voordat wij aan
een lange wereldreis begonnen, solliciteerden wij bij de toen nog
raad-van-commissarissen-loze firma A.A. van der Brom naar een
betrekking. Wij werden aangenomen en kwamen overeen dat wij ons
twee maanden later, als we klaar waren met het verkennen der
aardkloot, bij de portier zouden vervoegen om de afgesproken
werkzaamheden te gaan uitvoeren. Twee maanden later waren wij
weer terug in Nederland en na het uitpakken der koffers, het
uitslapen der jetlag en het verwerken van de heimweegevoelens
meldden wij ons op het afgesproken tijdstip bij A.A. van der
Brom, welk bedrijf toen nog in een monumentaal en historisch pand
schuin tegenover het Amsterdamse Centraal Station was gehuisvest.
Ach, helaas bleek onze contactpersoon inmiddels niet meer bij het bedrijf werkzaam te wezen en van een vacature op de afgesproken afdeling was niemand der overgeblevenen iets bekend. Als een soort asielhond werden wij vervolgens in een haveloos vertrekje te kijk gezet en via een raam door een stoet langzaam voortschuifelende afdelingschefs van op afstand bekeken en gemonsterd. Niemand bleek echter trek in ons te hebben, waarna we uiteindelijk plompverloren werden toegevoegd aan de afdeling Polisopmakerij Brand die in een vochtige kelder onder het gebouw bleek te zijn gehuisvest. Liet men in die catacombe aan het eind van de werkdag per ongeluk een onopgehapte boterham liggen, dan was die de volgende dag steevast ingewisseld tegen een aantal keutels van minstens een halve centimeter dik, van hetzelfde type dat ook altijd in het bij de afdeling behorende kartonnen doosje met suikerklontjes aanwezig was. Daglicht kon er in die vochtige ruimte niet binnendringen en hij het gezellige neonlicht was een aantal uitgebluste zombie-achtige dames en heren de hele dag bezig een reumatiek op te lopen. Gelukkig verhuisde de firma enkele maanden na onze indiensttreding naar een gerieflijk en zonnig pand in Buitenveldert. De meeste collegas in die kelder hadden al tien jaar of langer op deze heugelijke verbetering gewacht en nu was het dan eindelijk zover.
Bij het ontruimen van het oude gebouw werd een soort uitverkoop gehouden waarbij alle medewerkers van de firma A.A. van der Brom toestemming kregen de vele tientallen kamers en kamertjes die het gebouw telde, te betreden en daaruit alles van hun gading mee te nemen. Bij de uitgang van het gebouw stond, op een provisorische toonbank, een streng afdelingshoofd naast het A.A. van der Brom kasregister. Daar moest men dan de uit de diverse vertrekken vergaarde artikelen afrekenen. In vele van de door de medewerkers uit de vochtige catacombe nog nooit aanschouwde kamers stond fraai en zeer gaaf echt eikenhouten kantoormeubilair, dat voor weinig geld gekocht kon worden. Alles ging trouwens voor weinig geld van de hand. Aan de muren en plafonds hingen bijvoorbeeld echte Jugendstil glas-in-lood-lampen die tegen zeer schappelijk te noemen prijsjes van eigenaar verwisselden. En tijdens onze dagelijkse speurtochten door het gebouw (het personeel had een week de tijd gekregen) vonden wij ook verhuistouw. Dank zij dat touw hoefden niet al onze vergaarde spullen het kasregister te passeren. Veel zware of misschien toch te dure zaken lieten wij aan dat touw gewoon via een raam naar beneden zakken, waar een handlanger reeds met een klein verhuiswagentje klaar stond.
Tijdens een van onze speurtochten door het immense gebouw ontdekten we bij toeval achter het behang van het magazijn een dichtgeplakte deur die toegang bleek te geven tot een al decennia lang niet betreden bergruimte. Daar ontdekten wij tientallen netjes opgerolde grootformaat affiches uit de jaren dertig en allerhande merkwaardige snuisterijen, zoals loodzware kisten vol zilverkleurige sigarettenaanstekers van Duitse makelij met de naam van de firma erin gegraveerd. Een van de oudere heren van 'onze' afdeling kon zich nog herinneren wat een opschudding het had gegeven toen bleek dat de firma, nota bene een verzekeringsmaatschappij, brandgevaarlijke relatiegeschenken verstrekte en hoe die tijdens de wereldcrisis opeens allemaal spoorloos verdwenen waren.
Sportvlekken
Een van de kamers in het gebouw bleek hermetisch op slot,
maar het vermolmde hout was niet bestand tegen de trappen die wij
met de hak tegen de deur gaven. Het muffe vertrek bevatte een
rode, zeer gemakkelijke canapé, een eikenhouten kabinetje met
daarin een reeks flessen exclusieve drankjes (die bleken later
nog best te drinken), een asbak met een al jaren geleden
uitgedoofde sigarenpeuk en een damestasje met sleutelbos,
ouderwetse make-up spulletjes en enkele brieven. Een intrigerende
vondst. Van wie was dat tasje? En waar zouden die sleutels op
passen? Wij speelden met de gedachte dat de eigenaresse jaren
geleden in dit vertrek en op de canapé was gewurgd en dat haar
in stukken gesneden lijk daarna her en der in de doolhof van
kamertjes in bureauladen was weggeborgen. We stelden in de weken
na de vondst nog even een vluchtig privé-onderzoek in en
bezochten zelfs nog het adres dat op de enveloppen stond, maar de
geadresseerde bleek daar al ruim twintig jaar niet meer
woonachtig te zijn. In de weken nadien hadden wij het zo druk met
het aan de man brengen van onze voordelig verkregen affiches en
aanstekers, dat we de verdwenen dame aan haar lot moesten
overlaten. De canapé, die vol zat met verkleurde sportvlekken,
hebben we trouwens laten staan, want toen we die wilden optillen,
bleken de poten totaal vermolmd te zijn. Ook het kastje viel
onder onze handen uit elkaar, dus misschien was toch wel geen
eikenhout.
Leuk, bevredigend werk!
Ook in het nieuwe pand van de firma A.A. van der Brom
bestonden de werkzaamheden op de afdeling Polisopmakerij Brand
voornamelijk uit het steeds weer overtypen van een
standaardverzekeringspolis, waarbij alleen de omschrijving van
het verzekerde object en de door de klant verschuldigde
premiebedragen steeds anders waren. Leuk, interessant en
bevredigend werk derhalve, waarbij ruimschoots tijd overbleef
voor aangenamer zaken, zoals het bijhouden van een Van der
Brom-dagboek, het bedenken van Opperlandse woordconstructies
en het bestuderen van vreemde volkeren. Dat laatste lukte het
best als de glazenwasser de ramen van het gebouw weer eens had
gezeemd en we een goed uitzicht hadden op onze overburen in de
Johannes Worpstraat, die van Japanse makelij waren en
rijst met stokjes aten. Elke dag om half een precies haalde
collega Klempmans aan het tegenovergelegen bureau een
plastic zakje boterhammen met ontbijtkoek tevoorschijn die hij,
vanwege protheseproblemen, in traag tempo nuttigde. Was Klempmans
daarmee klaar, dan draaide hij het plastic zakje aan de opening
dicht, zodat het een soort luchtballon werd. Vervolgens perste
hij het met lucht gevulde zakje als een sneeuwbal in elkaar
waarna een doffe knal weerklonk. Klempmans riep dan 'Zo!' en
leunde tevreden achterover in zijn stoel. Wij hebben in totaal
vijf lange jaren tegenover hem gezeten en in totaal dus circa vijftienhonderd
knallende boterhamzakjes en Zo!'s moeten aanhoren.
De firma A.A. van der Brom had de vervelende gewoonte om de dames en heren van de afdeling Polisopmakerij Brand jaarlijks met slechts vijf en twintig gulden salarisverhoging te verblijden. Het was een afdeling waar niemand promotie maakte, een afdeling ook die geen enkele connectie met de overige bedrijfsonderdelen had en een afdeling tenslotte die, onder de bezielende leiding van de met de gezondheid kwakkelende A. Mierenveld, met behulp van een legertje onderbetaalde krachten rustig verder kabbelde. Geen wonder dus dat menigeen in dat zaaltje er klusjes bij deed. Mierenveld deed in de baas zijn tijd inkoopwerkzaamheden voor zijn delicatessenwinkeltje in Betondorp waar door de week zijn vrouw de scepter zwaaide en voerde onder werktijd kostbare telefoongesprekken met Bulgarije als er weer eens wijnen uit dat land moesten worden besteld. Er lagen geheimzinnige paperassen in zijn bureaulade die niets met de firma A.A. van der Brom te maken hadden en als hij even van de afdeling af moest om een natuurverschijnseltje te plegen, ging zijn bureaulade secuur op slot. Eén keer verzuimde hij dat te doen en tijdens zijn korte afwezigheid verbogen wij snel de plaatijzeren lip die het afsluiten van de lade verzorgde. Men kan dan de sleutel normaal omdraaien, maar de lip grijpt in het niets zodat de lade niet afgesloten wordt.
Reserve kunstgebit
Na werktijd bleven wij onder valse voorwendselen even in
het zaaltje achter om eindelijk eens de inhoud van de lade te
kunnen doornemen. Behalve een reserve-kunstgebit en een fraaie
vulpen troffen wij er de inkoopadministratie van het
delicatessenwinkeltje in aan. Met de vulpen maakten wij snel van
het winkeltje een groot concern door de bedragen van extra enen
en nullen te voorzien, waarna wij de lade weer dichtschoven en
richting huiswaarts vertrokken. Helaas werd het verbogen zijn van
de slotlip van het Lipsslot door een klepzuchtige collega aan
Mierenveld verklapt, waarna (a) wij een ernstige berisping kregen
en (b) de telefoonrekening van de firma A.A. van der Brom opeens
beduidend lager werd omdat Mierenveld zijn Oostblokvriendjes niet
meer durfde te bellen.
In het vijfde jaar dat wij bij de firma polissen opmaakten, kregen wij er, zoals iedereen op de afdeling, weer eens slechts vijf en twintig gulden per jaar bij en dat werd ons eindelijk te gortig (of beter: te weinig gortig). Wij vervoegden ons bij de chef die de scepter zwaaide over onze eigen afdelingschef, maar deze superieur bleek al die jaren te hebben gedacht dat wij KIempmans waren en dat de man aan het bureau tegenover ons onze naam droeg. En KIempmans had van hem elk jaar wel dertig gulden salarisverhoging gekregen, zo verklapte hij, dus moesten wij niet zeuren, want het ging helemaal niet goed met het bedrijf en wij (Klempmans) mochten eigenlijk onze handen wel dichtknijpen dat we maar liefst vijf gulden per jaar méér kregen dan onze collega's.
Peperduur
Diezelfde middag parkeerde de oude heer Brom zijn
spiksplinternieuwe, peperdure Mercedes voor de hoofdingang van
het gebouw en toen was voor ons de maat vol. Wij prikten op het
mededelingenbord het volgende berichtje: Collega's! Uw
salarisverhoging staat voor de deur. Het is een zwarte Mercedes
van zeker een ton. En wie kwam, net op het moment dat wij de
punaise in het karton drukten, de trappen af, op weg naar een
zakenlunch in Hotel de l'Europe? Jawel, de oude beer Brom!
Wij werden uitgenodigd per omgaande te vertrekken, hetgeen wij
opgetogen deden. Een kleine maand later werden wij corrector bij
een grote uitgeverij, waar wij na achttien dagen dienstverband
reeds promoveerden tot redacteur. Achttien dagen! Dat
was andere koek! En kort na ons vertrek ontvingen wij van A.A.
van der Brom's afdeling Personeelszaken ook nog eens een ronkend
getuigschrift, waarin we ervan werden beschuldigd gedurende ons
dienstverband een ijverig, plichtsgetrouw en collegiaal
medewerker te zijn geweest. Al met al een merkwaardig
bedrijf, die firma A.A. van der Brom, waar we met gemengde
gevoelens aan terugdenken. En als die firma onze kennis een
betaling tot schadevergoeding wil afdwingen, dan zullen wij niet
schromen alsnog een claim tot smartengeld in te dienen voor de
vijf verloren jaren die wij bij AA. Van der Brom hebben
doorgebracht.