HOOFDSTUK 76
Zaterdag 31 juli zou weer een belangrijke dag worden.
Ik had steeds gewacht op een bericht van Koch. Zoals ik al schreef,
beangstigde Kochs stilzwijgen na ongeveer een week mij. Maar anderzijds moest
ik weer tevreden zijn met het uitstel van het begin. Holman zag ik vaker, doch ik vroeg hem niet naar Kochs houding en
hij zei ook niets. 'Waarom zegt hij toch niets,' dacht ik steeds, 'is er weer
wat? Waar wacht Koch op? Hij had toch haast om te beginnen?'
Die zaterdagochtend dan, precies twee weken na ons eerste onderhoud, werd ik, kort na mijn tuinuurtje, uit de cel gehaald. De Wachtmeister zei, dat er iemand voor mij was, die mij moest meenemen. In de wacht stond een rechercheur, die ik mij flauw herinnerde uit mijn eerste gevangenisperiode, omdat hij mij toen een keer of twee van de gevangenis naar Windekind had gebracht voor een van de destijds talloze verhoren over hetzij Schumann, hetzij het koffertje. Dat was dan op uren, dat de cellenwagen al was vertrokken met zijn dagelijkse verhoorlading.
Met deze rechercheur,
een wat forse man in een grijze visgraatjas, met een wat te kleine hoed op zijn
boerenkop, een hoed met de rand rondom omlaag gebogen, zeker om de
krijgshaftige helm na te bootsen, had ik tijdens de wandeling weleens wat
gepraat. Dat kwam voornamelijk omdat hij gezegd had, mij en ons gezin wel te
kennen, als politieman. Ik let heel weinig op het uiterlijk van mensen, dus was
hij mij nooit eerder opgevallen. Hij had toen verteld ook verscheidene andere
Scheveningse 'Jodenmensen' te kennen en noemde wat namen. Uit die opsomming
toen, bleek mij, dat hij er niet veel van wist, omdat hij ook namen noemde van
mensen die al tien jaar of langer niet meer in Scheveningen woonden. Op mijn
vraag hoe hij heette, antwoordde hij: 'Jansen.' Ik dacht aan Henk Jansen en vroeg of ze f amilie waren.
'Nee, da's een foute, die kwam van Schalkhaar
af.'
Menende dat hij dan een goede was, had ik hem toen gevraagd een klein
omweggetje te maken door de Hasseltsestraat, omdat ik langs ons vroegere huis
wilde lopen. Hij deed het en voelde zich alsof hij een grote heldendaad had
verricht. Ik troonde hem ook mee langs de hoek van de Badhuisweg, waar ik
vergeefs eventuele tekens van Sepp zocht. Een verzoek van mij om bij de Joodse
Raad te informeren naar de verblijfplaats van mijn gezin, wees hij van de hand.
Dat mocht hij 'als politieman' niet. 'Of ze nou al in Polen zitten of later,
wat geeft dan nou? Vroeg of laat komen jullie daar allemaal.' Maar hij was niet
onvriendelijk geweest.
Deze Jansen nu stond in de wacht, deed daar wat stijf en streng,
om de
Duitsers te behagen, en deelde mee, dat hij opdracht had, mij naar het
Binnenhof te brengen. Hij tekende het blijkbaar noodzakelijke bewijs van
ontvangst, en nam mij mee. Nog op de binnenplaats vertelde hij, dat ik er pas
om vijf uur moest zijn, het was na net half twaalf, maar dat hij mij er alvast
ging afleveren, daar hij ook nog voor een zaak naar Delft moest.
Ik vond het nogal vervelend om dan vijf uren lang in de donkere kelder
van het Binnenhof te zitten wachten, terwijl ik in de cel kon lezen, studeren
of praten. Bovendien zou straks het eten komen en als ik pas om vijf uur op het
Binnenhof werd verwacht, betekende het dat ik wel heel laat terug zou zijn. Dat
werd dan een Sabbath zonder maaltijd. Ik had juist
steeds voor de Sabbath het idee van de 'drie
maaltijden' trachten door te voeren, en dat zou nu niet doorgaan.
Daarom vroeg ik hem of ik dan niet later gehaald kon worden, om vier
uur bijvoorbeeld. Ik vertelde hem van het eten, wetende dat eten bij ieder
mens, vooral bij de primitievere, steeds de grootste indruk maakt. Hij zag het
wel in, en hij wilde mij ook nog wel later halen. Maar hij moest tussen
Binnenhof en Delft nog wat 'in de stad' doen, bij de Markt, en daar kon hij mij
niet gebruiken. Ik suggereerde hem, dan eerst dat karweitje in de stad te doen,
mij daarna weer te komen halen en mij dan op het Binnenhof af te leveren; dan
kon ik eerst nog eten. En ik dacht: 'Ook nog alles van de Sabbath
lezen.'
Slot van de discussie was, dat hij besloot: 'Dan neem ik u straks mee
naar Delft en ik lever u op de terugweg op het Binnenhof af.' Hij bracht mij nu
terug naar de gevangenis en gaf mij weer aan de wacht.
Het geheel bracht mij in vreugdevolle spanning. Het Binnenhof betekende
Koch. Dat zou dus het gesprek worden. Ik moest
koel nadenken, scherp, mij niet laten overrompelen. Nu ging het erom. Eerste
fase: Kochs plan rustig en meedogenloos kapot-analyseren. Tweede fase: nieuw
plan beloven over enige dagen. Als dat niet kon, het nieuwe plan in grote
trekken uiteenzetten en voor de detaillering ervan een spanne tijds vragen. Dus
rekken, indien mogelijk. Dat nam ik mij voor.
Om precies half drie, ik zag het op de wacht, werd ik weer gehaald. Ik
had intussen mijn Sabbath-gebruiken beëindigd en ik was gereed voor een
terugkomst tegen de avond. Jansen vertelde
dat hij zijn gevalletje op de Markt had geklaard. Wij begaven ons nu naar
Delft. Ik weet nog hoe wij daar naar de Kolk moesten; het nummer weet ik niet
meer precies; ik geloof dat het 32 was. Ik weet niet wat Jansen daar van plan was, hij zei mij niets daarover. Op zijn
bellen en kloppen werd echter niet opengedaan. Hij begon te vloeken, keek naar
boven, riep wat. Het bleef echter doodstil. Nu haalde hij een enveloppe uit
zijn zak en deed die in de bus. Terwijl we hem hoorden vallen, vloekte Jansen weer. Hij had een verkeerde enveloppe in de bus gedaan, de goede
bleek nog in zijn zak te zitten.
'Ik moet dat ding terug hebben. Dat is hoogst wichtig. Dat mag daar niet blijven liggen.'
Maar hij kon er niet
in. Nu ging hij naar een Delfts politiebureau, wat verder op de gracht. Daar
vertelde hij van het drama van de verkeerde 'höchst
wichtige' enveloppe. Ik had de indruk dat de Delftse politieman Jansen wat in de maling nam. En ik geloof dat dat was wegens zijn
Duitse 'höchst wichtig'. Want hij zei: 'We zullen het pand tot aan de grond toe
afbreken om je brief terug te vinden.'
Met een mopperende Jansen spoedden wij ons naar het Binnenhof,
waar wij precies om vijf uur arriveerden. Daar werd ik toch nog
naar de kelder gebracht en eerst een half uur later weer naar boven gehaald.
Het was een vreemde, enerverende dag geweest, mede ook door die rare, vruchteloze tocht naar Delft. Ik voelde me moe van het hollen; niet zo lang geleden had ik nog in het ziekenhuis gelegen en ik was die geforceerde marsen met de eerst wat opsnijdende en later boos mopperende Jansen niet gewend. Ik was blij, dat hij voor de grotere trajecten de tram nam, waar ik, ondanks mijn ster, brutaalweg ging zitten, zelf bleef hij op het balkon staan.
Een onwerkelijke dag
was het geweest. En nu werd ik naar een mij onbekende kamer gebracht, waar ik
tot mijn opluchting Koch en Holman vond.
Koch was vriendelijk; zo iets merk je het eerst op. Holman riep
een kameraadschappelijk: 'Hallo.' 'Waarom Binnenhof, en niet Windekind?' dacht
ik. Ik vreesde dat ook anderen bij het gesprek zouden komen, doch dat gebeurde
niet. Blijkbaar had Koch zijn beurt weer eens op het
Binnenhof.
Koch keek of ik wat bij
me had.
'Wo haben Sie den ausgearbeiteten Plan? Hoffentlich nicht in Scheveningen liegen lassen?'
'Nein. Obwohl ich nicht wusste dass ich dazu
hergebracht wurde. Ich möchte Ihnen aber
erst mal einiges über Ihren Plan sagen. Wenn wir es gut machen wollen, dan müssen wir auch auf
alle Punkte acht geben. Sonst wird es gleich
ein Mist.'
Koch keek wat verbaasd,
doch wel vriendelijk, liever gezegd: afwachtend. Ik legde hem nu stap voor
stap, helder docerend uit, wat de consequenties van het S.D.-plan waren.
Als ik met valse papieren de illegale wereld zou binnen treden, hoe dan
ook geïnfiltreerd, dan zou men mij toch al heel snel als Weinreb
herkennen. Dat zou uiteraard achterdocht wekken. Want hoe kwam ik uit de
gevangenis of uit Westerbork zo ineens vrij en met zulke mooie papieren in de
wereld van de 'Widerstand'? Die achterdocht zou zich ook uitstrekken naar de
personen die mij hadden laten infiltreren. Op z'n best kwamen we er dan levend
af zonder enig resultaat bereikt te hebben. Dat zou toch zeker niet de bedoeling
van de S.D. zijn. Het begrijpelijke wantrouwen tegen mij zou iedere actie al
bij voorbaat bederven, laat staan, dat ik tot hoge posities zou kunnen
opklimmen en touwtjes in handen zou kunnen krijgen.
Iedereen daar zou dan ook weten, dat mijn vrouw en kinderen nog in Westerbork verbleven. Hoe was het dan te rijmen, dat ik,
blijkbaar ontvlucht, met valse papieren ondergedoken leefde, terwijl mijn gezin
ongemoeid in Westerbork werd gelaten? Waarom werd op hen niet de voor de hand
liggende represaille toegepast van het doorsturen naar Polen? Van alle zijden
zouden mij vragen worden gesteld, die ik niet zou kunnen beantwoorden. Zulk een
problematische figuur kreeg geen voet aan de grond in de Widerstand, noch hier,
noch in Duitsland.
Ik rafelde het hele plan uit elkaar. Met een bijzonder genoegen.
Koch vond mij geweldig. Ik zag het en ik voelde het. Maar hij was ook,
hoe verder ik kwam, steeds meer teleurgesteld.
'Ja, ich sehe es ein. So geht
das nicht. Schade. Ich glaubte
schon, dass Sie mit einem
ausgearbeiteten Plan kommen würden.
Wir müssen es also aufgeben, Sie haben Recht, leider. Was
sagen Sie dazu, Holman?'
Ook Holman keek sip.
'Waarom heb je mij dat niet eerder gezegd? Want je hebt gelijk. Het is
stom, zo komen we er niet. Weet jij een oplossing?'
Nu kwam ik met een ander idee. Het werd het tweede collegeuur. Weer
doceerde ik. Doch nu opbouwend, overtuigend. Ik gaf nog geen details. Ik voelde
dat het nu nog niet hoefde, dat ik voor deze keer al bezig was te winnen.
Mijn betoog hield in, dat het plan een geheel ander uitgangspunt moest hebben. Ik was nu eenmaal een bekende figuur en de naam had een bepaalde klank. Daarom moest de actie uitgaan onder mijn eigen naam en onder een legaal mom. Alleen dan zou alles geloofwaardig kunnen zijn; mede in verband met mijn voormalige Schumann-actie.
Koch begon, bij het
horen van deze naam, glazig te kijken. Ik zag hem onrustig worden en ik kreeg
er een onaardig plezier in.
Ik vroeg, na deze principes nog eens goed duidelijk gemaakt te hebben,
wat de heren ervan dachten. Als ze het er mee eens waren, dan had ik heel snel
een prima uitgewerkt plan op deze basis klaar. 'Het zit al in mijn hoofd,' zei
ik. Maar het uitwerken van een plan, met zulk een verschillend principe, had
alleen zin als wij het over deze grondslag eens waren. Misschien hadden de
heren nog voorstellen voor wijziging van het principe.
Nee, de heren waren geslagen. Na de eerste teleurstelling was de
verwachting nu des te groter. Toch bleef er wat ontgoocheling, omdat het plan
met de details nog niet op tafel lag. Ik verklaarde hun echter dat dit
energieverspilling was geweest, indien er nu principiële wijzigingen van hun
kant zouden zijn gesuggereerd. Ik zei ook tegen Holman, dat ik echt niet had stilgezeten en dat ik het nieuwe plan van alle kanten had
doordacht. En omdat hij niet had gerept van een vraag van Koch naar de stand van zaken, vond ik het niet op de weg van een gevangene
liggen om het initiatief te nemen.
Koch zat met zijn hoofd in zijn handen, de lippen vooruitgestoken,
demonstratief te 'bruten'. De naam Schumann had het
hem gedaan. Mijn pijl had in de roos getroffen. Koch zag natuurlijk in mijn
verhaal een redelijke kans dat ik contact zocht met mijn oude groep, met
Schumann c.s. Dat hield in, dat hij onverwacht weer vat kon krijgen op het
grote interne komplot. Maar het hield ook in, dat hij
daardoor opnieuw de verliezer zou kunnen worden.
'Was will er nur damit,' mompelde bij. Met zijn Wat trage politieschedel
probeerde hij in mijn gedachten en voornemens door te dringen.
Ik wilde hem weer tot leven wekken en ik begon daarom te betogen, dat
het het beste zou zijn als men mij direct naar Westerbork bracht, opdat ik daar alles in details kon
uitwerken. Dat hielp. Koch stond op, zei dat mijn
plan bijzonder goede uitgangspunten had en dat hij nu op een spoedige
detaillering hoopte.
'Sie haben Recht,
in Ihrem Plan gibt es unabsehbare Möglichkeiten. Unabsehbar.' En na weer even peinzen gaf hij mij een slag
op mijn schouder: , Mensch, ich
glaube unsere Sternstunde kommt bald. Tatsächlich! Unter Ihrem Namen soll es gehn.'
Natuurlijk kon ik nu nog niet naar Westerbork. Zodra ik echter het gedetailleerde plan gereed had, ging ik erheen. 'Sie bleiben dort dann bis Ende September. Dann aber wird gestartet, dann sind Sie gesund.'
Ik had dat begrepen en
ik wilde Koch alleen maar wakker maken en van hem zelf nu horen dat ik spoedig
naar Westerbork kon. Dat plan konden ze over een paar dagen van me krijgen. Als
ik wil kan ik heel snelschrijven.
Het was inmiddels omstreeks acht uur geworden. Ik werd naar de kelder
teruggebracht in afwachting van transport naar Scheveningen. Na tien minuten
kwam Holman mij weer halen. Hij nam
mij mee naar het kamertje rechts van de ingang, gaf mij een stoel en begon een
gesprek.
Hij verweet mij een beetje, dat ik wat negatief was geweest. Ik was nu
al een maand in Scheveningen en ik had nu toch al
twee weken de tijd gehad om onder goede en gezonde omstandigheden een en ander uit te
werken. Waarom had ik dan niet een páár uitgewerkte plannen bij me, om meteen
alle details te bespreken en een keuze te maken. Dat zou toch ook in mijn
voordeel zijn.
Ik vroeg hem nog even geduld te hebben, omdat ik ongetwijfeld met een
prachtig en serieus plan voor de dag zou komen. Hij moest dat maar rustig aan
mij overlaten.
Ik liet mij nu, zo langs mijn neus weg, ontvallen dat mijn eigen,
nieuwe plan, vooral ook belangrijke financiële consequenties had. Het kwam zo
onopvallend, dat alleen een goed verstaander het zou opvangen. Hoewel ik mij
nooit bewust een duidelijk beeld van Holmans
persoonlijkheid had gevormd, voelde ik steeds meer aan, dat deze vooral van
het momentele succes en het momentele genot uitging. Idealen bezat hij niet en
dus ook niet een Nazi-ideaal en zeker niet een ideaal à la Koch om het
Grossdeutsche Reich van een sinistere samenzwering te bevrijden, waaraan hij
zelf zijn tijdelijke prestige en geluk opofferde, miskend verder wroetend om
het grote doel uiteindelijk te bereiken. Holman
kon Koch hierin helemaal niet volgen. Holman
had al eerder, en meerdere malen, toespelingen gemaakt op de betekenis van
een financiële buit, die hem onafhankelijk zou kunnen maken.
Het leek mij tactisch fout om hem deze financiële buit als een lokaas
voor de neus te houden; het zou te doorzichtig zijn, te kinderlijk. Daarom liet
ik het bij een en passant gedane opmerking. Holman
veranderde nu als bij toverslag. Hij ging er eens goed voor zitten en vroeg
met van emotie gejaagde stem wat het plan dus op dat punt inhield.
Toen ik dit zag, liet ik mijn middelen wat grover worden. Ik zei nu,
dat er enorme geldelijke voordelen aan verbonden waren, dat dit een der
kernpunten was, 'ettelijke miljoenen', liet ik er grootsprakerig bij om de hoek
kijken, en 'volkomen reëel, niet zo primitief als Koch zich dat voorstelt,
alles, het hele plan is één bonk realisme, koud realisme.' Holman luisterde gretig; ik wist, dat hij dit graag horen
wilde.
Nu merkte ik weer hoe de oorlogssituatie was veranderd. Holman dacht aan een 'later', een later
na een Duitse ineenstorting. Enige dagen tevoren had het in de gevangenis al
gerumoerd i.v.m. de gebeurtenissen in Italië. Mussolini
was afgetreden, gevangengenomen. De geruchten deden de rest. Jammer genoeg gaat
de werkelijkheid niet zo snel als de wensdromen dat willen. In de gevangenis
was zelfs Hitler al gevangengenomen. Het had
gemakkelijk gekund, als de Duitse generaals niet zelfs toen nog op een Nazi-overwinning hadden gehoopt. Zij grepen pas in, en dat
ook nog slechts zeer gedeeltelijk en dilettantisch, toen men hoopte zonder Hitler meer Duits succes te kunnen behouden dan met Hitler. In ieder geval, in de gevangenis sloeg men de
Duitse generaals menselijk hoger aan en men wist al te vertellen, dat na Mussolini nu ook Hitler was
afgezet. Vooral maakte het indruk, dat tijdens het luchten, de Wachtmeister in het midden van de ellips, ineens in volle
gevechtsuitrusting verscheen, met helm en machinepistool. Ik weet niet, waarom
dat was, en de volgende dag stond hij er weer met zijn gewone pet op. Maar als
geruchtenbron was er geen betere geweest.
Holman noemde niet speciaal Mussolini, doch hij liet duidelijk blijken,
dat een 'later' alleen te denken was in termen van een geallieerde overwinning.
Daarom vermeldde hij enige malen, dat alle illegalen en Joden van Koch hem
'scheiss-egal' waren, en dat het hem er
nu alleen om ging veel geld
te innen om daarmee rustig en fatsoenlijk verder te kunnen leven. Ik luisterde bij deze gevaarlijke passages, nota bene in het
hoofdkwartier van Rauter, met een onbewogen, wat
slaperig en slap gezicht. Maar ik noteerde des te preciezer in mijn geest wat Holman zei en hoe hij het zei.
Zijn ideeën kwamen erop neer, dat ik alles wat financiële kwesties betrof, met hem zou moeten regelen; ik zou er niet bij te kort komen en ik zou daardoor ook alle bescherming van Holman krijgen, ook en vooral tegenover Koch. Holman vond, dat ik Koch niet juist behandelde, volgens hem lag het er te dik op, dat ik Koch voortdurend 'in de boot' nam, en dat ik al dat Duitse nazi-gedoe verafschuwde. Deze mededeling trof mij nogal, omdat ik juist dacht dat ik het zo goed speelde, en zelfs wat wroeging had een lobbes als Koch dusdanig met een uitgestreken en glimlachend gezicht te moeten bedriegen. Ik protesteerde dus wat bij Holman. Maar die bleef erbij dat hij Koch beter aanvoelde en dat hij ervoor zorgen zou, dat Koch mij volledig zou vertrouwen.
Koch
kon dan de kleinere geldelijke voordelen incasseren; want Koch interesseerde
zich toch alleen maar voor het infiltreren in de Widerstand en het vinden van
de ondergedoken Schumann-Juden. Met hem echter
moest ik dan een weg zien te vinden de vele miljoenen, in geld en in
waardevoorwerpen, te vergaren. Hij had
dan weer de middelen en de weg om een gezamenlijke aftocht naar een rustig land
te dekken. Dat moest ik dan maar aan hem overlaten.
Hoe snel wijzigt zich toch een situatie. Ik moest denken aan de razende
Holman met het abacadabra
van het koffertje. Nu begaf Holman zich dus in mijn handen. Want het
zou nu voor mij een klein kunstje zijn hem bij Koch aan te geven en hem in een
val te doen lopen. Dat hij het toch waagde, liet zien, dat het door hem
verwachte voordeel tegen dit
risico opwoog. Hij meende bovendien natuurlijk, dat ook ik
belang had bij een ontsnapping. Als ik die ontsnapping met geld zou kunnen
kopen dan, zo voelde hij het aan, zou ik ervoor te vinden zijn. Ik had hem in
de eerste gevangenisperiode al vaker gezegd, dat ik geld niet telde tegenover
mensenlevens of zelfs mensen-vrijheid. En ik had toen mijn gebrek aan
medewerking bij het opsporen van de zogenaamde verborgen vermogens daarmee
verklaard, dat aan die vermogens mensen verbonden waren en dat ik niet zag hoe
ik het ene kon geven zonder het andere te schaden. Mijn stokpaardje was toen
het geval-Tulling,
waarbij mij beloofd was dat men geldbewaarders niets zou doen als ik het geld
aanwees, en waarbij Tulling toch was
gearresteerd en vast zat. Ik zei het toen dan ook ronduit, dat ik beloftes op
dat punt niet meer vertrouwde. En als men de enige is die een geheim kent,
voelt men zich vrij sterk, vooral als men weet, dat men uit anderen hoofde toch
al geliquideerd zal worden.
Holman rekende dus op een plan waarbij veel, heel veel geld zou loskomen. En ik
rekende nu op een Holman die te
bespelen was. Want Holman was
werkelijk intelligent en ik zag in hem een gevaarlijker tegenstander dan in de
robot-achtige Koch. Als Holman zich nu op de miljoenen wilde verkijken, dan was dat een
belangrijk winstpunt in de
strijd. Liefde maakt blind, zegt men; doch ik heb gemerkt
dat geld meestal stekeblind maakt.
Over het type Holman maakte
ik mij geen enkele illusie. Een intelligente opportunist, met wat gezond,
realistisch verstand. Als hij zou merken, dat ik niet in staat was het geld op
te brengen, dan zou hij mij laten schieten. En dat niet alleen; want nu ik zijn
plannen wist, zou hij mij ook zonder meer, omdat ik dan een gevaar voor hem zou
zijn geworden, laten doden. Holman was
niet voor een kleintje vervaard. Hij had in Joods Den Haag de naam van een
wrede wellusteling. Je laat echter aan je vijand niet weten wat je precies van
hem bekend is. Ik speelde alsof ik in Holman
een mij niet onwelwillend gezinde politieman zag, die ik 'tot mijn spijt'
niet verder kon helpen in het onderzoeken van mijn zaak, omdat hij aan de S.D.
vastzat en ik de S.D. na de affaire-Tulling niet meer durfde te vertrouwen. En Holman speelde tegenover mij de
beschaafde rechercheur, die, hoewel pro-Duits gezind, toch niet akkoord gaat
met de harde Nazi-methoden. Tegenover mij repte hij
nooit van Joden-razzia's en jacht op ondergedoken Joden. 'Zulke dingen deed hij
niet', het zou onwelvoeglijk zijn daarover te spreken. Zoals men in het
maatschappelijk verkeer onaangename zaken in het gesprek vermijdt; niet praat
over seksueel verkeer, over het rottingsproces in het graf, over schurkerijen
op zakengebied. 'Dat doet men niet.' Maar men weet het wel.
Ik beging daarom niet de fout mij nu aan hem bloot te geven. Ik zei
alleen: 'We zullen zien hoe alles zich ontwikkelt,' hetgeen zowel 'ja' als
'nee' kon betekenen.
En ik vroeg hem nog enige dagen geduld te hebben; dan zou ik een
gedetailleerd plan met hem bespreken. Holman gaf mij een warme hand:
'Weinreb, van nu af aan zijn wij bondgenoten. Bespreek alles met mij. Ik
zal het wel aan Koch doorgeven, laat mij maar
de schakel zijn, ik zal onze belangen goed behartigen.'
'Ja, dat is wel goed, maar ik kan Koch toch niet ineens gaan mijden? We
moeten toch eerst maar rustig afwachten hoe alles zich verder ontwikkelt.'
'Dat is zo; natuurlijk, als Koch je laat komen, dan moet je verstandig
met hem praten. Dat is jou wel toevertrouwd. Maar vooraf plegen wij onder
elkaar overleg over de tactiek. Jongens, dat zal me wat worden!'
Holman vertrok in een stemming van overmoed.
Aan de wacht vroeg hij, mij naar Scheveningen terug te sturen.
De wacht was een zure man met het zure gezicht van de maagpatiënt. Hij
bracht mij weer naar de cel in de kelder. Het kon mij niet veel schelen, nu.
Want er was iets belangrijks gaande. Nu eerst voelde ik dat mijn in grove
trekken aanwezige plan kansen maakte op een succes. Ik kon nu meer wagen met Holman achter mij. Weliswaar kwam er een
complicatie bij, daar ik nu en Holman en Koch had zoet te houden; ieder op zijn gebied, maar daar
stond tegenover dat de oorlog nu toch werkelijk in zijn eindfase was getreden.
In die keldercel zat ik nu koortsachtig mijn plan te detailleren. Koch
was vrij simpel te bewerken; die was geen opportunist. Je kende zijn weg en
zijn idealen, je kon extrapoleren. Alleen jammer en vreemd, dat mensen er zulke
idealen op na houden; maar er waren nog gekkere. Holman daarentegen moest ik zien zoet te houden via Koch. Tegenover Koch moest ik de zaak opschroeven om
zodoende tijd te winnen en Holman zou moeten wachten, totdat Koch zou
vinden dat we het einddoel naderden. Het zou dus weer een wedloop met de tijd
worden. Wie had ooit kunnen dromen, dat het spel opnieuw zou kunnen beginnen.
Ik zat plannen te maken, te analyseren, af te wegen, en ik begon mij af
te vragen, waar de wagen naar Scheveningen bleef. In de kelder was het altijd
donker, je kon dus niet zien hoe laat het kon zijn. Ik schatte het echter al op
vrij laat. Zou het kunnen zijn, dat men mij helemaal was vergeten? Stel je
voor, morgen was het zondag, dan was de zaak hier misschien dicht. Ik vond een
bel in de cel en begon er op te drukken. Maar ik hoorde geen geluid. Ik bonsde
nu ook op de deur. Het was verdacht stil. Iedere paar minuten herhaalde ik het
drukken op de knop en het bonzen. Na een hele poos hoorde ik eindelijk iemand
de trappen af komen. Ik bonsde heviger.
'Ruhe! Was ist da
los!'
Een geüniformeerde Duitser opent de cel en kijkt verbaasd.
'Was machen Sie denn hier?'
'Ich sollte abgeholt werden, nach Scheveningen, schon vor Stunden.'
'Das wird wohl nicht mehr gehn. Der Wagen ist schon längst
fort. Kommen Sie aber mit herauf, dann
will ich mal nachsehn ob wir
Transport kriegen. Morgen ist
ja Sonntag, Mensch!'
Hij nam mij mee naar de wacht en gaf mij over aan een andere Duitser,
die daar een geïllustreerd blad zat te bekijken, en het helemaal niet op prijs
stelde gestoord te worden. Hij vond dat die 'Dreckjude' rustig tot maandag in
de kelder kon blijven zitten. Nu kwam echter hulp van een man, die ik niet had
opgemerkt, omdat hij in de schaduw achter de deur had gezeten. Het bleek een
Hollander te zijn, die het voor me opnam.
'Laten wij die Jud door de Fahrbereitschaft wegbrengen. Die Jud muss doch ook essen.'
De Duitser mopperde en keek mij verscheurend aan. Maar hij stond op om
te informeren of er nog iets was waarmee ik weggebracht kon worden.
Toen we alleen waren zei de Hollander: 'De tijd voor zullie is nou wel gauw afgelopen. Heb u van Italië gehoord? We zijn zo weer van ze af, van dat Moffen-gedoe.'
Weer een, die van baas
gaat veranderen, constateerde ik. Ik vroeg hem maar niet hoe hij bij de S.D. in
dienst was gekomen, en ik zei alleen: 'We zullen afwachten hoe alles zich
ontwikkelt.'
'Nou, dat ziet een kind toch! De Moffen gaan eruit. Dan komen er voor de Joden-mensen ook weer andere tijden.'
De Duitser kwam terug met de mededeling dat dadelijk een auto zou komen. Ik moest maar zolang in de hal wachten. De Hollander kwam mij daar hoffelijk een stoel brengen. Ik zat er wat vreemd in die grote hal, bij de brede trappen, op de schriele stoel. Dat is nou herrijzend Nederland; je krijgt bij Rauter thuis een stoel om in de hal niet te hoeven staan. De omschakelende Hollander zocht zichtbaar een gesprek met mij, maar durfde weer niet goed vanwege de streng-kijkende Duitser.
Het duurde lang en de auto kwam niet. De Duitser was al enige keren geagiteerd gaan informeren. Tenslotte kwam hij nog geagiteerder terug.
'Alarmbereitschaft!
Es gibt keinen Wagen für den Juden. Er soll warten.'
'Laat hem hier binnen wachten. Es steht so gek wenn er draussen sitzt.'
Ik mocht nu in de
wacht zitten en kreeg een stapel Duitse geïllustreerde bladen toegeschoven.
Voor het eerst zag ik de foto's uit Rusland, doch ook van het sociale leven in
Berlijn. Dat ging gewoon door, ook daar. De Hollander boog zich een enkele keer
naar mij over, gluurde of de Duitser niet keek en fluisterde dan: 'Allemaal
leugens en bedrog. Ze hebben ons flink genomen.'
Ik probeerde nu met de Duitser een gesprek, want ik wilde wel weten wat
zo'n Alarmbereitschaft betekende. Die ketste het echter af: 'Sollsts Maul
halten, Scheiss-Jude! lhr seid an allem
Schuld!'
Midden in de nacht, de klok in de wacht wees bijna drie uur, hoorden
wij buiten een auto stoppen. Eerst dacht ik, dat dit wel voor mij was. Maar
scherpe Duitse stemmen buiten leerden mij direct al anders. De deur vloog open,
onze Duitser sprong naar de deur van zijn kamer, de Hollander posteerde zich
vlak achter hem in de houding. Een drietal Duitsers kwam door de buitendeur en
besteeg de paar trappen naar de binnenhal. Door het glas zag ik dat het heel
hoge Duitsers moesten zijn; het vele 'geflochtene'
zilver en goud, de branie, hun daverende stemmen, lieten weinig twijfel.
De strenge wacht-Duitser stond stram in de houding en bracht de groet,
de Hollander achter hem klapte ook met de hakken. De hogen waren al gepasseerd,
toen er één zich omdraaide. Ik weet haast zeker, dat mijn blik hem door het glas moet hebben getroffen. Je moet ook nooit
zo kijken, realiseerde ik mij te laat.
De beide andere praal-uniformen werden in hun trappenbestorming gestuit
en wachtten af. De meest rechtse kwam een paar stappen terug en keek achter
langs de wacht naar binnen en zag mij.
'Was tut der da? Das ist ein Jude?'
De wacht bleef roerloos en knetterde terug:
'Der Jude wartet auf Transport.'
'Wie kommt ein Jude her! Hier kommen
doch keine Juden! Dazu haben wir doch das Judenreferat!'
'Der Jude war schon
hier als ich kam. Er wurde
hier vernommen.'
'Er soll sofort abtransportiert werden. Ich will hier keine Juden sehn.'
'Wir warten schon seit Stunden
auf ein Auto. Wegen der Alarmbereitschaft kommt aber noch keines.'
'Ich werde sofort veranlassen dass ein Auto kommt. Und bemerken Sie sich das: hier kommen keine Juden.'
Na deze hoogst
belangrijke strategische en politieke beslissing begaven die drie zich met
daverende pas verder omhoog.
De Duitser keek me nu echt verscheurend aan en bromde tegen de
Hollander: 'Dass gerade mir so etwas
mit dem Brigadeführer
passiert.'
'Macht nichts, jij kunt toch niet dafür,' wist de Hollander, 'jij bent toch niet verantwortlich dat ein Jude da ist.'
Blijkbaar kon zelfs een Brigadeführer, - ik
vroeg mij af of dit nu Harster was geweest of al een
opvolger; ik was zo lang al uit de circulatie, - niet voor een auto zorgen.
Want het duurde tot bij zessen, voordat een wagen verscheen. Ik vroeg mij af,
welke belangrijke zaken deze hoge uniformen zo midden in de nacht op zondag,
tijdens een Alarmbereitschaft, op het Binnenhof
hadden kunnen roepen. Voor mijn geest zag ik al de invasie of een revolutie. Ik
weet niet wat er wel was. Misschien alleen maar iets interns dat de
geschiedschrijving nog niet ontdekt heeft.