HOOFDSTUK 26

De maandagochtend, 14 september, begint met het ganglawaai. De waterkruiken worden buiten gezet. En dan ineens is er een Duitser, die mij wenkt. Meekomen weer naar de hoofdgang. Buiten staat de gevangenenwagen, die met de schotten. Meerdere gevangenen blijken te wachten, met mij. Het bedrukt me ineens. Is er iets mis, dat ik met deze wagen meemoet? Waarom word ik niet afzonderlijk gehaald?

Ik ben de enige passagier voor Windekind. De wacht daar neemt me over. Kent me al: 'Zo, meneer Weinreb, zijn we daar weer?'

Een paar minuten wachten. Ik mag nu in de ruimte zitten van de wacht. De radio is aan en schettert berichten over de oorlog. Ik hoor voor het eerst bewust de naam Stalingrad. Weet niet eens waar dat ligt. Mijn Russische aardrijkskundeboek kende nog niet de nieuwe namen. Die kwamen pas later.

Dan word ik door een nieuwe man gehaald. Nee, toch niet nieuw. Ik had hem al op zaterdagochtend gezien toen hij De Vries als eerste kwam ophalen uit de wachtkamer. Ja, dat was hij. Hetzelfde domme gezicht. Een voetballersgezicht, constateer ik. Zo zagen de spelers eruit van de voetbalvereniging 'Scheveningen', uit mijn jeugd. Zij speelden op een terrein waar inmiddels straten en huizen zijn, o.a. de Maastrichtsestraat met het Joodse Raad-Bureau op die beruchte deportatiedag. De Hasseltsestraat lag net aan het begin van het terrein. Ik herinner mij ineens de matches tegen 'De Ooievaars', een Haagse Joodse Voetbalvereniging. Dat waren veldslagen meestal. Al het opgekropte antisemitisme ontlaadde zich tegen de arme Ooievaars, Koninklijk goedgekeurd in 1912, zoals het embleem trots vermeldde. Maar hier vochten de verguisden, de bespotten, tegen de zich-vrij-voelenden. Het ging er hard toe. Vaak kneep ik hem aan de lijn tussen de honderden toeschouwers, haast allen Scheveningse vissers plus nevenbedrijven. Ik weet nog hoe vrouwen en meisjes hun neuzen dichtknepen als zo'n Ooievaars-held langs de lijntjes rende. Het gejoel van 'Sammie' en 'Moossie' was niet van de lucht. Ik weet nog mijn trots toen de Ooievaars eens met 2-1 wonnen en de Ooievaars-keeper een penalty eruit hield. De Joden durfden nauwelijks juichen, de Scheveningers joelden alsof die man een aartszonde had begaan.

Zoete jeugd. Ik had toen zelf ook een voetbalclub opgericht, D.S.O. Door Samenwerking Overwinnen, en ik heb ook eens tegen de jeugd van Scheveningen gevoetbald. Wij speelden om een soort nationale eer, verbeten, alles riskerende. Schoppende en schoppen incasserend, de tanden op elkaar bijtend. En het speet mij eens ontzettend toen wij de Ooievaars-jeugd met 12-2 moesten klop geven. Ik had meelij met hun coach, een heer Wijnman. Want na afloop bleek zijn sportieve kaas-bolletje, dat hij voorzichtig ergens had gedeponeerd, van binnen nat te zijn. Gelig nat. En hij wist niet of het limonade was of iets anders. De reuk kon beide mogelijkheden laten bestaan. Hij was er zeer triest over en ging met de hoed in de hand naar huis. Toen ik hoorde dat hij de zoon was van een fruitzaak aan het Noordeinde, heb ik er jarenlang, als ik in Den Haag was, fruit gekocht. Tot aan het begin van de oorlog toe. Want ik voelde mij verantwoordelijk voor die hoed. Het was immers een match van mijn DSO en wie weet had een van mijn spelers of van mijn toeschouwers deze flauwe grap uitgehaald. Waar zou die Wijnman gebleven zijn. Na de oorlog is het grotendeels uitgeroeide Ooievaars opnieuw opgericht, doch nu met niet-joodse spelers.

Deze man, die mij haalde, had zo'n Scheveningen-spelers-gezicht. Wij gingen weer naar twee hoog. Koch ontving mij. Ja, vriendelijk; moe, maar vriendelijk. Heeft hij die zondag geboemeld of heeft hij over Schumann geconfereerd en gestudeerd? Maar, hij was vriendelijk. Er was dus niets ergs gebeurd.

Koch laat mij niet lang in spanning. Terwijl hij mij een stoel aangeeft, vóór zijn bureau ditmaal, zegt hij:

' Ja, das war eine lange Konferenz, bis spät in die Nacht, Sonnabend. Und gestern ist weiter überlegt worden. Wir sind also ganz sicher, dass es sich hier um eine äusserst gefährliche Gruppe handelt. Mensch, wenn wir diese aufspüren, dann sind wir für unser weiteres Leben versorgt. So einen grossen Fisch fängt man nur einmal im Leben. Es gibt vielerlei Anweisungen daß wir dieser Gruppe anderswo auch schon begegnet sind. Darüber kann ich aber nicht sprechen, das sind höchst wichtige Geheimnisse. Aber ihre Angaben machen vieles wieder deutlicher daß wir auf andere Wege schon erfahren hatten. Man dankt Ihnen recht herzlich für ihre detaillierten Mitteilungen und man bewundert ihr Köpfchen, das alles so richtig noch weiss, und das die Zusammenhänge so richtig sieht.'

Koch zat nu achter zijn bureau, aan een schrijfmachine. Juffrouw Appel zat aan haar bureau en tikte ijverig. De lange knul ging in een vensterbank hangen.

Koch begon het verhaal nu te tikken. In zeer-veel-voud. Hij vertelde meteen erbij wat hij tikte en wachtte op mijn goedkeurende knik. Wat had die man het verhaal goed door. Tot in de kleinste kleinigheden. Slechts af en toe keek hij in een blocnote. Een grote, die nu blijkbaar helemaal vol stond met aantekeningen over deze grote zaak. Hier en daar vulde ik aan of corrigeerde. Meer om tenminste ook wat te zeggen, want het werk van Koch was subliem. Wat zat dat complot goed in elkaar. Het stond voor Koch vast dat de binnenkomenden bij Deyers daar met die 'generaal' een afspraak hadden. En waarschijnlijk, zo meende hij, was de hele scène met mij gearrangeerd. Als ik die man niet 'gered' had, dan zou hij mij op andere wijze hebben aangesproken. Men had mij, vanwege mijn werk op het Instituut en mijn vele contacten met joden, uitgezocht om die rol te spelen. Ik kon niet anders doen dan half deze mogelijkheid ontkennen en voor de andere helft te zeggen, dat tenslotte alles mogelijk was.

'ja, ja, das überlassen Sie nur ruhig uns. Wir wissen schon was wir wissen,' meende Koch daarop.

Ik moest data opgeven van de bezoeken van von Rath en Six. Overigens was, voor alle zekerheid, zei Koch, bij de Ortskommandantur nagegaan of niet toch daar een von Rath en een Six bekend waren. Natuurlijk echter waren deze namen daar in die zin niet bekend. Echter, echter,... juist in het begin van dit jaar was daar iemand verschenen, onder valse naam zoals later bleek, een andere naam dan von Rath, voegde Koch er volledigheidshalve aan toe, die beweerde in opdracht van een Berlijnse instantie te komen, ook de juiste papieren had, en die man had daar enige dagen rondgeneusd en was met een hele voorraad belangrijke documenten verdwenen. En niemand wist wie dat was, waar hij vandaan kwam en de documenten waren en bleven weg. En dan waren er vaak geheimzinnige telefonische aanvragen, tot letterlijk uit Berlijn, waar achteraf niemand iets van wist. Men verzamelde nu gegevens. Die man had een signalement dat niet overeenstemde met dat van von Rath, maar anderzijds, de mogelijkheid bestond dat die man een pruik droeg en dat die bril camouflage was. En dan zou het wel von Rath hebben kunnen zijn. Maar dat waren allemaal zaken waar Koch heel geheinizinnig mee deed. Hij liet, heel vertrouwelijk, alleen maar af en toe een steekje vallen. Steekjes welke mijn geheugen, als het maar wil, zeer nauwkeurig opraapt en opbergt.

Ik was blij, dat ik Schumann en von Rath en Six mijn huis niet had laten frequenteren. Nu liet ik ze dus met tussenpozen van meerdere weken, soms zelfs maanden, bij mij optreden. De laatste maal liet ik, handig vond ik, kortgeleden plaats vinden, ik meende net de dinsdag vóór die vrijdag.

'Verdammt schade,' vond Koch. 'Wenn wir alles nur eine Woche früher gewusst hätten, dann hätten wir jetzt schon die ganze Bande.'

'So schnell machen Sie das?' waagde ik.

'Na, dann kennen Sie nicht die Methoden der deutschen Sicherheitspolizei. Wir machen alle Kerle weich. Wenn es sein muss, dann haben wir schon unsere Wege.'

Koch lachte echt sociaal. Zoals een wetenschappelijk onderzoeker zegt, dat hij een bepaalde formule wel zal vinden met zijn methodes.

Ik had dat laatste bezoek zo kort geleden laten plaatsvinden, omdat ik begreep dat men von Rath of Six bij een eerstvolgend bezoek bij mij, natuurlijk zou willen verrassen. Dat moest dus nog maar even duren. En om htoneel wat van mijn huis weg te trekken, vertelde ik nu ook, als een detail dat tot nog toe niet aan de orde was geweest, dat de heren de laatste keren al niet gaarne meer bij mij thuis kwamen. Dat vonden zij wat te opvallend. Daarom hadden zij met mij afgesproken dat ik, na een briefje dat bij mij in de bus zou worden gedeponeerd, hetzij via de post, hetzij via een boodschapper, moest komen naar de daarin vermelde plaats op het daarin vermelde tijdstip. Het zouden blanco briefjes zijn, met als code alleen HJ, aanduidende dus dat het te maken had met Schumann, wiens voorletters immers zo luidden.

'Das ist aber sehr wichtig! Sehen Sie, vergessen Sie bitte nichts. Wie unwichtig es Ihnen auch encheinen mag. Haben Sie schon mehrere solche Berichte erhalten?'

'Nein, bisher war nur noch die Verabredung so, dass solche Nachrichten kommen könnten.'

Ik voelde me wat onzeker. Was ik te ver gegaan met dat Indianenspelletje met briefjes en codes? Oppassen nu vooral, niet te veel kletsen. Het is allemaal uiterst explosief!

Daarom probeerde ik meteen van die briefjes af te komen. Later kon men altijd nog zien of zulke briefjes geen succes konden hebben. Ik bracht meteen een ander punt naar voren, dat me als kans te binnen schoot.

'Nein, seien Sie nur ruhig. Ich vergesse nichts. Und wenn schon in der Fülle des Geschehens mal etwas nicht gleich zu Tage kommt, dann hören Sie es sobald ich mich daran erinnere.'

'Notieren Sie es dann bitte, nehmen Sie ein spezielles Buch dafür,' moedigde Koch aan.

'Was ich Ihnen auch noch nicht erzählt habe, es ist wohl nicht so wichtig, aber für Sie vielleicht doch wertvoll, ist, dass die Leute mir gesagt haben, dass ich jeden zweiten and vierten Montag des Monats mich um genau zwei Uhr am Haager Tournooiveld befinden sollte. Wenn dann neues für mich da wäre, dann würde einer der Herren, oder einer in deren Namen, mir das aushändigen. Das ist dann nämlich ganz in der Nähe der Ortskommandantur, wo die Herren also zu tun haben - Koch gromde naar verwachting verachtelijk - and dann wäre es für sie ein Kleines mich dort zu treffen. Wie Sie wissen ist nämlich mein Telefon schon seit diesen Sommer abgeschlossen und für die Herren wäre es nicht so leicht immer wieder zu mir zu kommen. Das nimmt denen zu viel Zeit. Aber das alles ist noch nicht geschehen. Das wurde eben auch das letzte Mal verabredet.'

Koch noteerde weer ijverig. Hij vond het allemaal hoogst belangrijk en verzocht mij vaderlijk vooral niet zelf over deze zaken te oordelen, doch om alleen alles te vertellen. Dan zouden zij wel zien wat belangrijk was.

Ja, ik zag dat Haagse Tournooiveld op die maandagen al goed bewaakt! Het, zou mij een genoegen zijn als ik mij daar dan volgens programma ook heen moest begeven. Als, ik was nog niet vrij. Ik wist niet wat er nog uitgebroed was.

Het Protokoll ging nu verder. Het werden vele getikte pagina's.

De voetballer ging intussen taartjes halen. Ik kreeg er ook een van hem. Hij had begrepen dat ik belangrijk was, dat voelde ik in het gebaar waarmee hij mij het taartje overhandigde. Ook juffrouw Appel had half meegeluisterd, blijkbaar, want ik voelde af en toe een bewonderende blik naar mij overwaaien. Van haar kreeg ik koffie. Echte, geloof ik!

Natuurlijk snapten zij de samenhang niet. Die had Koch zaterdag onder vier ogen met mij besproken. Zij merkten echter wel, dat hier een heel ongewone zaak aanhangig was. Ook aan de agitatie van Koch.

Het uittikken nam uren. Het was sober en toch volledig. Koch verstond de kunst zulke processen-verbaal op te stellen. De routinier verraadde zich. Welk een zaak, voor zo'n man, ging ik steeds meer beseffen. Arme, en toch gelukkige Koch. Velen hebben aan jou hun leven te danken. Tegen jouw wil en tegen jouw dank.

Wij begonnen omstreeks acht uur. Zo vroeg was daar de aanvang van de dagtaak. Het was nu al bijna één uur, zag ik.

En toen besefte ik plotseling, dat ik een gegeven vergeten had, een gegeven, dat, als het van andere zijde bekend zou worden aan Koch, bij hem terecht twijfel aan de volledigheid van mijn mededelingen zou kunnen wekken. Ik had zó geleefd in de opbouw van de Schumann in zijn nieuwe gedaante, dat ik allerlei punten van het oude was vergeten, welke niet onvermeld mochten blijven. Daar was b.v. die brief die Schumann mij geschreven had, de brief welke door meerdere mensen was gelezen, welke ook door de Joodse Raad was gelezen, bestudeerd, en goed bevonden. Daar waren ook de invulformulieren. Nee, dat moest ik nog vermelden. Maar dan doen alsof het een vanzelfsprekende zaak was en niet, alsof het me net te binnen schoot. Voorzichtig dus; oppassen; Koch toch niet onderschatten. Het niet te mooi maken en toch mooi genoeg om hem in die gekke, onvoorstelbare gedachte te laten van een groot complot. Ja, eigenlijk, voor mij onvoorstelbaar. Maar wat moet zo'n man denken! Als eenmaal dat idee bestaat, is het zo gek niet meer. Er zullen wel meer complotten in Duitsland bestaan. En bovendien, roept angst en schuldgevoel niet ook de gedachte aan complotten op, al bestaan ze niet?

Koch las het proces-verbaal nu voor. Op het punt, waar Schumann mij bezocht had, de laatste keer, zei ik, alsof het de gewoonste zaak ter wereld was:

'Ich glaube Sie sollten doch auch vermerken, dass er mir einen Brief geschickt hat. Das ist doch schliesslich vielleicht eine wichtige Indizie.'

Kochs mond viel open.

'Welcher Brief? Was meinen Sie?'

'Na ja, den Brief den er mir eben geschrieben hat um meine Arbeit zu bestätigen. Sie wissen ja.'

'Nein, ich weiss von keinem Brief. Was für einen Brief denn?'

Koch begon in zijn blocnote te bladeren. Tientallen pagina's merkte ik met ontzag op.

'Ja, ich weiss nicht. Vielleicht wollten Sie es sagen und dann kam was dazwischen. Das geschieht öfters. Ich finde jedenfalls nichts und ich entsinne mich auch nicht etwas von einem Brief gehört zu haben. Ich hatte gerade den Eindruck dass Sie gar nichts von denen hatten.'

'Doch. Den Brief und dann noch die Formulare?'

'Verdammt noch mal! Formulare! Ja, die haben Sie tatsächlich erwähnt. Die mussten Sie doch aber abgeben? Für Berlin, wie das heisst?'

'Ja ja, die ausgefüllten. Ich habe aber noch einige leere.'

Koch leunde ver achterover in zijn stoel. Die stond even op twee poten.

'Na so was! Ist doch toll! Sie haben also Formulare! Mensch, dann sind wir noch weiter wie ich dachte. Sie haben einen Brief von dem Mann. Unterschrieben?'

'Selbstverständlich.'

Als de grafologen nu maar niet ontdekken dat ik die handtekening gezet heb! Maar nee, wie denkt er nou aan mij! Schumann is Schumann en ik ben maar een Jood. Ik voelde mij bijna als Jacob in Ezaus kleren.

'Mensch, Mensch doch! Und das erfahre ich erst jetzt. Ja, es ist meine Schuld. Sie haben von Formularen erzählt and ich, als Kriminalist, hätte gleich fragen sollen: zeigen Sie bitte die Formulare. Aber weil Sie gleich auch sagten, dass Sie alles ahgeben mussten, dachte ich nicht an die noch nicht gebrauchten Formulare. Mensch, welche Wonne! Wo sind die Formulare? Wo ist der Brief? Mensch, helfen Sie mir. Bitte gleich.'

Ik was wat verbouwereerd van de reactie. Ja, als ik dat weer geweten had. Maar ik had het kunnen weten.

'Ja, das habe ich natürlich zu hause.'

'Wo zuhause. Die müssen wir gleich haben.'

'Ja, das kann ich nicht so leicht erklären. Es sind zu hause so viele Sachen. Da müsste ich selber hin um es zu holen,' zei ik hoopvol brutaal. En weer angstig. Want wie weet wat ze thuis inmiddels met alle 'Sachen' gedaan hadden. De Schumann-brief bewaarde ik in een van de honderden boeken die de wanden van de voorkamer vulden. Alleen ik wist welk boek. Hoe krijg je nou zo'n brief eruit. Stom alweer. Maar het was niet te vermijden. Ik moest zien die brief ongemerkt uit dat boek te vissen. De formulieren behoorden met alle andere niet geheel ongevaarlijke papieren, - gevaarlijke had ik principieel nooit langer dan een paar uur in huis en die moesten altijd in mijn aanwezigheid weer het huis uit of zij werden vernietigd, - na mijn arrestatie binnen enige uren al weg te zijn. Als alles had geklopt. Alleen had ik een paar van die blanco formulieren, om steeds een voorbeeld bij de hand te hebben, ook in boeken gestopt. In een oude historische , en in een deel van Brehms Tierleben.

'Also, das machen wir dann sofort. Sie, Nierburg, begleiten Sie bitte Herrn Weinreb nach hause und kommt gleich zurück mit allen Sachen. Alles was Sie von Bedeutung glauben, bringen Sie bitte gleich mit. Na, dann sehen Sie Ihre Familie auch wieder. Wenn alles klappt sind Sie ja selher auch bald wieder bei den Ihrigen.'

De lange heette dus Nierburg. Hij schrok op, rekte zich uit en, opgejaagd door Koch, begaven wij ons op weg.

Warempel, daar liep ik dan. Het was een zomerse herfstdag. Nieuwe Parklaan, Nieuwe Duinweg, Belgische Plein, de weg ten dele die ik jarenlang van mijn H.B.S. naar huis had afgelegd. Wat zou ik thuis aantreffen?

Nierburg bleek door de behandeling die Koch mij gaf en door de brokstukken die hij had opgevangen van het gesprek en het procesverbaal, danig geïmponeerd. Hij was dan ook voor zijn saaie doen behoorlijk spraakzaam.

'Fijne man, die Hauptscharführer. Heel erg bekwaam. Kunnen we veel van leren.'

'Is hij het hoofd van Windekind?'

'Nee, d'r is eigenlijk niemand hoofd. Ze staan allemaal onder de Sturmbannführer en die weer onder de Brigadeführer. Maar de Rangälteste ist Schmidt, die is Untersturmführer. Da's ook een hele flinke, maar anders dan onze Hauptscharführer. Ik ben liever bij de Hauptscharführer.'

Het duizelde even van de rangen, doch ik begon al enige omtrekken te zien.

'En wat bent u nou zelf?'

'Ik ben van de Niederländische S.S.'

Hij wilde blijkbaar het gesprek een andere kant uit hebben, naar iets verheugends, dus voegde hij eraan toe:

'Het gaat geweldig in Rusland. We zijn nou doorgestoten tot de Wolga, tot Stalingrad. En we zitten in de Kaukasus. Stel u zich nou voor, wat een afstanden. Straks zitten we in Perzië en in Brits Indië.'

'En denkt u niet dat de Engelsen dan een invasie wagen?'

'De Tommies? Welnee, die hebben geen schepen meer, die worden door onze U-boten bij risjes getorpedeerd. Die zijn mooi aan het verhongeren. En de Amerikanen zijn de Oceaan al uitgeslagen door Japan. Nee, deze Krieg is bekeken.'

Het was voor hem allemaal heel simpel. Na een korte pauze ging hij verder: 'Nou, en de Joden gaan dan naar Madagascar of zo, onder Duits protectoraat. Daar zal dan gewerkt moeten worden. Kolonialprodukte voor de Duitse Wirtschaft. De handel wordt afgeschaft; die is ongezond. U zou daar wel een goede positie kunnen krijgen. Houdt u de Hauptscharführer maar tot vriend, die kan dan veel voor u doen. We hebben gescheite mensen zoals u nodig daar.'

Hij zag er keurig gekleed uit. Een sportief kostuum, een nette bijpassende hoed; zo te zien een stukje burgerheer. Zelfs zijn uitspraak was niet bepaald onbeschaafd.

'Nou, en in Europa schaffen we ook Ordnung. Hier krijgen we het Bourgondische Rijk, Engeland wordt gedeeld in een Schots deel en de rest en Ierland is vrij. Frankrijk wordt een stuk kleiner. Zwitserland wordt opgeheven.'

'Hoezo opgeheven, waarom?'

'Nou, Zwitserland is geen land. Het heeft geen eens een volkslied, dan is het geen land. Een land heeft een volkslied.'

'Is dat nou het enige?' durfde ik bescheiden.

'Ja, dat is zo, dat is de mythologie van het volk.'

'Hoe bedoelt u dat?'

'Nou, daar krijgen we les in op onze Schule. U moet weten dat alles bepaald wordt door de mythologie.'

Ik voelde vaag aan dat hij de 'Mythos' van Rosenberg bedoelde en probeerde het dus die kant op.

'Bedoelt u de Mythos zoals Rosenberg daarover schreef?'

Een dankbare ruk naar mij toe. Verheugd gezicht.

'Ja, kent u dat? Dat moet een geweldig boek zijn. Goed dat u dat kent, dat zal u zeker ten goede komen. In de hogere rangen krijgen we daar ook les in. Nou, dan weet u het: alles wordt bepaald door de mythologie.'

Dat wisten we dan weer. Zwitserland werd wegens gebrek aan een volkslied opgeheven op de hoek van de Leuvense Straat naar het Belgische Plein. We naderden ons huis. Opvallend, dat ik geen joden zag. Ja, die durfden toch al niet te veel op straat. Later hoorde ik, dat ik toch door allerlei mensen gezien was, doch dat men zich op de achtergrond had gehouden.

Zo kwamen wij aan de deur. Ik belde. Het was de dag na Nieuwjaar; eigenlijk een vastendag, de Tsom Gedaljo. Doch daar houdt men zich in onze kringen in zulke tijden niet zo heel strikt aan.

Blijde verbazing. Men zag uit de begeleiding, dat ik blijkbaar nog niet vrij was. Ik haastte mij dan ook mee te delen, dat deze heer van de S.D. was en dat ik alleen maar even wat kwam halen. Want je weet nooit, wat voor kernachtige of discrete mededelingen er anders zouden kunnen vallen.

Men begreep echter direct. Toch grote vreugde. Ik sleepte Nierburg in mijn zog mee, meteen naar de voorkamer. De kinderen komen juichend op mij af. De meisjes vliegen mij om de hals; ik til ze op. De kleine David, nog geen anderhalf, komt ook juichend aanlopen. Dat juichen had hij van de meisjes geleerd en die weer van mijn vrolijke vrouw. Hij hield de armpjes omhoog om ook opgetild te worden. Allerwegen gejuich. Nierburg stond wat verlegen, in zijn lengte, midden in de kamer. Warempel, hij glimlachte.

Mijn grootvader stond er ook. In het Oost-Joodse zwart, zijn zwarte hoed op. Zoals steeds keurig verzorgd, met zijn korte grijze baard. Men zag hem zijn ruim 84 jaar niet aan. Nierburg gaf hem een hand. Mijn vrouw stopte mij koek toe en keek vragend. Ik zei alleen: 'Alles is heus goed, ik hoop gauw weer thuis te komen. Is het niet, meneer Nierburg?'

'Ja mevrouw, het ziet er, voor zover ik weet, wel naar uit.'

'Geef de heer Nierburg ook wat lekkers, dan pak ik even de dingen die ik nodig heb.'

Nierburg werd in de achterkamer even neergezet en kreeg wat. Ik had intussen de kast met de papieren geopend. Goed zo, alleen de camouflagemappen met Instituut-berekeningen uit de dertiger jaren. De correspondentie van mensen die mij schreven en die ik soms wel enige dagen in huis moest houden om ze te lezen en eventueel te beantwoorden, was weg. Ik noemde dat de 'niet-ongevaarlijke papieren'. Want, direct gevaar zat er niet in. Doch anderzijds wilde ik niet dat namen überhaupt bij mij gevonden werden, ook niet van mensen die mij schreven. Was zo'n brief gevaarlijk, dan werd hij door mij na lezing direct vernietigd. Maar ik vond het heter dat er helemaal niets van anderen lag. Dat maakte het mij ook gemakkelijker.

Nu ongemerkt weer naar de voorkamer. Het kon, want de kinderen wilden wat speelgoed demonstreren. Snel het boek met de brief. Ja, raak. En nu de formulieren. Ik praatte wat met mijn grootvader en deed alsof het zoeken met het gesprek in verband stond. Eén stel is voldoende. Met andere boeken in de hand, kom ik de achterkamer binnen. Zet die in de kast daar, rommel nog wat in de kast en zet me ook even neer.

'Als u klaar bent, dan kunnen we gaan. Des te eerder is alles in orde,' zeg ik nu tegen Nierburg.

Deze slikte nog wat door, staat op. Weer afscheid. Mijn vrouw voelt echter aan mij, dat het er niet zo donker uitziet als die vrijdagavond.

'Hou je goed,' zegt ze nog.

We staan weer op straat. Nierburg durft niet eens naar de papieren te vragen. Ik draag de brief in de binnenzak van mijn jasje en de formulieren als een rol in mijn hand. Weer wat gebabbel zijnerzijds. Hij vond 'die oude heer' een aardige man. Meende dat het mijn vader was. Is verbaasd te horen dat het een grootvader van mij is. Hij vond het hele gezin aardig, 'helemaal niet Joods'. Dat is dan als compliment bedoeld. Even borduurt hij nog voort op Madagascar. Hij wist, dat ik daar zeker een goede positie moet krijgen, met zulk een gezin.

Onderweg een fietsende agent. Hartelijk 'hallo' over en weer met Nierburg. Men schijnt hem wel te kennen. Het is net een zomerdag, en voor die twee is alles ook echt zonnig. Alsof er helemaal niets in de wereld aan de hand is. Zij doen hun werk, zoals een kassier of een vertegenwoordiger hun werk doen. Niet al te geïnteresseerd in het voorwerp via hetwelk zij hun inkomen ontvangen. Zoals er geldsoorten zijn en kwaliteiten en prijsklassen in goederen, zo zijn er ook steeds mensensoorten en kwaliteiten en prijsklassen. Die worden nu eens via Mythos geconstitueerd en dan weer via andere theorieën. Men heeft onderwezen gekregen dat ieder zijn eigen bonen maar moet doppen en dat men zich niet moet bemoeimet andere zaken dan die waarvoor de maatschappij je heeft geplaatst. En deze les volgt men gaarne op, want hij bevordert de slaperigheid waarmee je dan de wereld kunt bekijken. Als toeschouwer. Soms een gezin 'wel aardig' vindend, soms even vloekend, maar toch lekker je af en toe uitrekkend en genietend van deze droom, deze zeepbel.

Het hindert mij, dat vrolijke, zonnige 'hallo', zo in het voorbijrijden. Niet jaloezie, beslist niet. Alleen wanhoop met een wereld waarin dat mogelijk is. Terwijl er zulke dingen zichtbaar en hoorbaar gebeuren, doen die mensen 'hun werk'. De tram hindert me dan, de postbode, de slagersjongen. Dan liever op straat gaan zitten met de handen in het haar. Maar dan ook menens.

Nierburg babbelt rustig verder. Hij is weer met zijn 'mythologie' bezig. Hij tracht mij uit te leggen waarom de Duitsers meer weten dan de Hollanders. Heel simpel weer: er zijn tachtig miljoen Duitsers en met de Vlaniingen mee maar een twaalf miljoen Nederlanders. Zo'n tachtigmiljoenenvolk moet het beter weten.

Ik vermijd voorzichtig de aantallen Russen en Amerikanen te noemen. Nierburg vond mij heel verstandig. Op de trap in Windekind zei hij nog: 'Met u kan men tenminste praten.'

Koch was verheugd over onze snelle terugkomst. Het was van Windekind een tien minuten lopen naar mijn huis.

Ik overhandigde brief en formulieren. Het werd gretig aangepakt. Tegen het licht gehouden en gelezen.

'Verdammt tüchtige Fälschung,' meende Koch.

'Man kann aber auch gar nichts merken. Das sind aber Gauner. Ich wäre da selber noch hereingefallen, wenn ich kein richtiger Kriniinalbeamter wäre. Na, die verstehen ihre Arbeit.'

Ik nam dat pluimpje namens Schumann gaarne in ontvangst.

Koch deelde mee dat hij nu met het proces-verbaal naar zijn chef ging voor definitieve instructies. Bovendien zouden de brief en de formulieren door deskundigen worden onderzocht. Daar had hij al over gebeld.

Plotseling viel zijn oog op het adres van de brief: Bezuidenhoutseweg 30, Den Haag.

'Das ist aber eine Frechheit! War er tatsächlich dort? Bekommt er seine Post dort? Na, der fürchtet sich eine Berliner Adresse anzugeben. Waren Sie mal dort um es zu kontrollieren?'

'Ich habe doch keinen Anlass gehabt diesem Mann nicht zu trauen. Schliesslich trug er eine Generals-Uniform.'

'Ja, Sie haben recht. Für Sie war das alles doch eine schöne Arbeit, Sie mit Ihrer Menschlichkeit und Hilfsbereitschaft. Wie konnten Sie so was ahnen. Seien Sie aber froh dass wir rechtzeitig dazwischen kamen. Der Himmel weiss wo Sie sonst noch geendet wären. Diese Leute sind zu alles im Stande.'

Ik zou weer terug moeten naar de gevangenis. Maar, hij beloofde mij, dat, indien mogelijk, ik nog later in de middag van hem horen zou. Anders in ieder geval morgen.

Nierburg bracht mij naar de wacht beneden en zei:

'Kunnen jullie voor transport voor de heer Weinreb zorgen? Dan komt u nog voor de maaltijd.'

Het laatste tegen mij. Ik dacht aan de 'Kalte Kost' die alles oploste. Bovendien dacht ik dat die maaltijd allang voorbij was. Maar ik begreep, hij wilde zijn vriendelijkheid tonen.

Het duurde een minuut of twintig. Ik bleef bij de wacht zitten. Koch was nagenoeg gelijk met mij de trap afgekomen en wenkte mij bij de wacht nog toe. Die ging met zijn buit naar Zöpf. Enfin, ik was ineens wat te moe om nog te kunnen piekeren. Het pakt je toch meer aan dan je denkt. En dat korte weerzien zojuist.

De gevangeniswagen kwam weer. Karig gevuld. Een jonge vrouw zat er ook in. Kreeg van de Duitser een sigaret. Verder nog een of twee mannen. Gedrukte stemming. De Duitser trachtte af en toe een grap te maken, blijkbaar om de vrouw aan het lachen te brengen. Zij zag er bleek en vervallen uit.

Ik kende al de procedure van het afleveren. Dacht nu ook aan De Vries. Hoe zou die het maken?

Werd in de cel met gejammer ontvangen. Splitter dacht, dat ik nu toch echt al vrij was. Hij was weer gedeprimeerd en begon over Polak en Vingeling. Zou het verband houden, dat gedeprimeerd zijn en over zaken praten? De Hilversummer klaagde over honger. En dat nog tot donderdag, meende hij bitter.

Ik probeerde Splitter wat op te monteren. Vertelde dat ik even thuis was geweest en hoe daar uiterlijk alles gelijk leek. Gaf hem hoop over mij, omdat ik zag dat dit hem goed deed. Inderdaad praatten wij spoedig weer over dingen van vroeger, zo in de zin van 'weet u nog?'

Intussen wist ik dat nu de beslissende gesprekken over mij plaats vonden. Zouden die papieren niet een hoop weer bederven? Had ik ze moeten verzwijgen? Nee, toch niet. Stel dat al morgen de Joodse Raad daarover zou spreken. Zouden ze niet gaan denken, dat ik deel was van het komplot? Dachten ze dat niet misschien al de hele tijd, en speelde Koch maar zo om mij met gegevens te laten komen? Waarom sloot men mij steeds weer op?

En daar gaat, ongemerkt, de deur open. We hadden niemand horen aankomen in ons gesprek. Het is nu ongeveer vier uur, schatte ik. Vlug eigenlijk is Koch klaar. Misschien is alles fout? Hartkloppingen.

In de hoofdgang zie ik Nierburg weer staan. Hij geeft mij waarachtig een hand. Op het bureau zegt hij: 'abtransport'.

Ik schrik weer. Betekent dat concentratiekamp? Ik krijg de paar dingen die men mij vrijdag had afgenomen terug. Mag ze in mijn zak doen.

Buiten zegt Nierburg:

'Nou, u krijgt nou de kans van uw leven. U moet straks goed naar de Hauptscharführer luisteren. Die zal u een enorm voorstel doen.'

'Ik denk dat ik toch al weet wat de heer Koch bedoelt?'

'Ja, maar u moet straks goed luisteren. Dat leren wij op de Schule ook: goed luisteren. Want dan kun je alles goed uitvoeren, zonder Fehler.'

We wandelen weer, de hele Stevinstraat door tot de Nieuwe Parklaan. Ik was iets rustiger gestemd. Doch was weer onrustig over dat 'voorstel'. Polsen bij Nierburg bracht mij alleen zover, dat ik merkte dat hij nauwelijks wist waar het over ging. Hij had alleen opgevangen dat ik een 'voorstel' kreeg en dat alles 'von höchster Wichtigkeit' was.

Ja, Koch ontving mij zonnig. Hij ging weer achter zijn bureau zitten en schoof eerst weer een stoel voor mij aan.

'Passen Sie auf, ich habe einige ganz wichtige Punkte. Die Briefe also sind Fälschungen. Der Brief wurde in Belgien gedruckt, die Formulare sind von einem anderen Drucker, jedenfalls nicht in Holland. Könnte Paris sein. Dieses Papier hat man in Holland nicht. Es gibt also Hinweise ins Ausland. Und wir finden die Drucker schon. Wir haben viel Material von Drucksachen. Mit den Buchstabenformen u.s.w. ist es für unsere spezialisierten Stellen nicht so schwierig die Drucker ausfindig zu machen.'

Ik kreeg wel respect voor experts.

Koch ging nu verder: 'Weiter haben wir Angaben dass die Leute wahrscheinlich, wenn sie im Haag sind, im Bezuidenhout wohnen. Darüber aber gleich. Es gibt auch Anhaltspunkte für die West-Bezirke vom Haag. Auch Amsterdam kommt in Frage. Wahrscheinlich im südlichen Stadtteil. Da sollen die Kerle verkehren. Sie sehen, wir sitzen auch nicht still.'

Hoe is het mogelijk. Het was het enige wat ik nog denken kon.

'Und passen Sie jetzt also gut auf. Der Sturmbannführer will Sie frei lassen. Er glaubt vollkommen an Ihre Aufrichtigkeit. über Ihre Person sind die besten Informationen eingegangen. Sie seien immer sehr Hilfsbereit gewesen, Sie haben sich nie mit politischen Angelegenheiten beschäftigt, Sie seien ein ruhiger, vorbildlicher junger Familienvater gewesen, Sie haben sich auch nie anti-Deutsch betätigt. Dann stimmt also lhre ehrliche Hingabe an diese sogenannte Emigrations-Arbeit. Sie glaubten aufrichtig auch deutsche Interessen zu dienen. Also, passen Sie aber gut auf, Sie werden jetzt wieder frei gelassen. Und Sie machen einfach weiter. Alsob nichts gcschehen wäre. Dann kommen die Kerle irgendwie doch wieder mal zu Ihnen. Und dann hätten Sie nichts weiteres zu tun als uns zu benachrichten. Wenn eine Verabredung statt finden soll, ist alles ganz einfach, dann sind wir auch dort. Kommen die unerwartet zu Ihnen, dann machen Sie mit denen einen kleinen Spaziergang und sobald Sie eine deutsche Uniform sehen, lassen Sie sie verhaften. In meinem Namen. Man soll sie dann sofort in diese Dienststelle bringen. Oder Sie sagen Sie müssten anrufen und rufen dann diese Nummer a. Das findet sich schon. Sie sind ein intelligenter Mensch. Und wenn es das erste Mal nicht gelingt, dann klappt es das zweite oder dritte Mal bestimmt. Das ist also deutlich? Gut. Dann weiter. Weil wir annehmen dass diese Leute im Haag öfters verkehren, und weil Sie eben die Leute kennen, schlagen wir vor, dass Sie, ausser den festen Zeiten wo Sie am Tournooiveld sein sollen, auch mal spazieren gehen am Bezuidenhout und im Westen. Und dass Sie mal nach Amsterdam fahren, in Süd. Es ist eine Erfahrung, dass wenn man auf der Strasse spaziert und aufpasst, man mehr Leuten begegnet als man denkt. Es müsste dann wahrscheinlich sein dass Sie im Laufe der Zeit mal dem oder jenen begegnen, den von Rath oder wie dieser Hund heissen mag, oder den Six oder vielleicht sogar unseren prächtigen General. Sie bekommen dabei von uns die weitestgehende Unterstützung, alle Begünstigungen die Sie brauchen um diesen Auftrag richtig durch zu führen. Und für Sie und Ihre Familie wird ebenfalls der weitestgehende Schutz während des ganzen Krieges versprochen. Wenn Sie uns nur diese Lente ausfindig machen. Es muss nicht gleich diese Woche sein, das versteht sich, aber im Laufe einiger Wochen oder Monate muss es doch gelingen. Die Leute kommen doch jedenfalls mal zu Ihnen das Geld und die Formulare ab zu holen. Na, also!'

Het leek allemaal zó sprookjesachtig; te sprookjesachtig. Waren die mensen dan zó gek? Het antwoord komt meteen; hard, realistisch, zegt men dan. Je schrikt ontzettend, maar je bent dan meteen goed wakker.

Koch maakte een kleine pauze, een paar seconden maar. Toen stond hij op, ging in zijn behoorlijke lengte voor mij staan, zodat ik echt omhoog moest kijken, even schuin naar links gedraaid, en hij ging, nu op wat donkere toon, wat kleurloos en zonder noemenswaardige nuancering verder:

'Es versteht sich, Herr Weinreb, dass wir dabei durchaus rechnen müssen mit ihrer vollständigen und richtigen Mitarbeit in dieser Sache. Ich sage 'in dieser Sache', weil wir uns nichts vormachen wollen. Wir wissen dass Sie schliesslich Jude sind, und dass Sie in uns nun nicht gerade Ihre Freunde sehen können. Es wäre sogar möglich dass Sie viel mehr in diesen Schumann und seinen Komplizen Ihre Verbündete sehen. Die helfen Ihnen ja Ihre Leute verschwinden zu lassen; das glauben Sie vielleicht. Und es wäre nicht ausgeschlossen dass diese Leute tatsächlich im Rahmen ihrer Unterminierung der deutschen Kriegsführung und der deutschen Weltpolitik Juden helfen wollen sich den deutschen Massnahmen zu entziehen, sie ins Ausland zu bringen oder sie irgendwo hier zu verstecken. Man könnte, ich sage man könnte, den Fall-Turksma, auch so sehen. Also vielleicht steht Ihre Sympathie nicht zo ganz auf unserer Seite. Wir sind schliesslich auch keine kleine Jungens. Deshalb sagte ich, dass wir mit Ihrer Mitarbeit in dieser Sache rechnen müssen; was Sie sonst auch von uns denken und was Sie uns sonst auch wünschen. Ich sollte Ihnen das ganz deutlich erklären, meinte mein Chef. Sie helfen uns diese Leute fangen, Sie helfen uns diese Bande zu entlarven. Das müssen Sie einfach. Sie sind in unseren Händen und uns ist das alles zu wichtig als dass wir mit uns in dieser Lage spielen lassen könnten. Deshalb, Herr Weinreb, wenn wir bemerken, dass Sie in dieser Sache nicht mit uns sind, dann gibt es kein Gerede mehr, dann gibt es nur Mauthausen. Ich nehme an Sie haben eine Ahnung was das bedeutet. Er, würde mir persönlich leid tun, sehr viel leid tun, wenn so etwas mit Ihnen geschehen würde. Ich rechne aber mit Ihrem Verstand, mit Ihrer Einsicht, und mit Ihrem Gefühl, dass es mit dieser Schumann-Bande nicht so geheuer ist, dass diese Leute euch ausnützen, mit Euch spielen. Und dass Sie schon deshalb in Ihrem Interesse mitarbeiten werden diese Leute entlarven zu lassen. Schliesslich wäre das eine innere deutsche Angelegenheit, die ausserhalb Ihrer jüdischen Interessen liegen sollte. Wir verrechnen etwas mit dentschen Verrätern und deutschen Betrügern. Das verstehen Sie doch; Verräter werden doch auch bestimmt nicht Ihre Achtung haben.

Also passen Sie auf; wir sind sehr scharf auf diese Bande und wir müssen mit Ihnen rechnen können. Wir brauchen Sie einfach. Und nur deshalb wollen wir Sie unterstützen und nur deshalb sind wir bereit Ihnen und Ihrer Familie diese weitgehende Begünstigungen zu -geben. Aber: wir sind auf unserer Hut. Das sollten Sie wissen, meinte der Sturmbannführer. Wir werden mal sehen wie Sie sich in dieser Sache benehmen werden. Und weil wir eben da scharf zusehen müssen werden die folgenden Massnahmen ergriffen. Der De Vries bleibt in Haft. Er bürgt fur Ihre Aufrichtigkeit. Und zweitens sollen Sie sich täglich, um acht Uhr morgens, hier melden. Sie dürfen weiter selbstverständlich nachts nicht wo anders als zu hause sein und wenn Sie Den Haag tagsüber verlassen wollen, dann holen Sie sich, wie alle Juden, eine Reise-Erlaubnis. Mit dem Unterschied dass Sie sich die Erlaubnis an dieser Dienststelle holen und nicht beim Judenrat erst anfragen, welcher es doch hierher weiterleiten muss. Wir wollen gerne wissen wo Sie sich befinden. Das ist also, glauhe ich, ganz deutlich.

Wenn Sie aufrichtig mithelfen diese Bande zu finden, dann machen diese Massnahmen Ihnen nichts aus. Aber wenn Sie andere Gedanken hätten, oder diese anderen Gedanken kämen Ihnen, dann wissen Sie, dass wir unserseits für diesen Fall vorbereitet sind. Falls Sie verschwinden würden, dann geht De Vries nach Mauthausen, Und rechnen Sie nur damit, dass wir Sie dann schon auch finden würden! Und mein Lieber, dann möchte wohl keiner an Ihrer Stelle sein!

Es tat mir Leid Ihnen das alles sagen zu müssen. Ich tue es im Auftrage meines Chefs und ich weiss auch ganz gut was Krieg heisst. Wenn nicht solche gute Informationen über Sie eingegangen wären, dann hätte mein Chef einfach nicht daran gedacht es so mit Ihnen zu tun. Er glaubt aber, dass Sie der geeignete Mann wären eben wenn man Ihnen diese Möglichkeit gibt. Er akzeptiert dieses Risiko weil er der Ansicht ist Sie seien ein nüchterner, gescheiter Mensch. Weiter verlangt er von Ihnen nichts, eben weil er weiss dass Sie Jude sind und er seine speziellen Ansichten über Juden hat.

Ja, das war es also,’ sloot Koch eindelijk. Hij stond nog steeds voor mij. Alsof hij een les opzei.

Iets in mij zegt, dat het een heerlijke douche is. Wat koud. Net als wanneer je net uit bed bent, je hebt prettig gedroomd, je bent nog niet goed wakker en een warme behaaglijkheid heeft zich van je meester gemaakt, en nou ga je ineens onder een flinke koude douche staan. Je schrikt even, maar je beseft dat dat koude water toch veeleer het frisse leven is dan dat dromerig warme gevoel. Dat stond dichter bij de slaap en wie weet, ook bij de dood. En dan ben je ineens klaar wakker bij zo'n douche.

Weglopen kon dus, niet, om de eenvoudige reden dat ik De Vries niet kon achterlaten. Zelfs de gedachte dat hij in die ellendige gevangenis zou moeten zitten, wie weet hoe lang nog, maakte mij ziek. Iedere dag was een ontzetting. Ik dacht aan Splitter, aan de tonnen, aan die helpers. En direct al groeide in mij het eerste sprietje van de gedachte: 'Ik zal De Vries moeten vrij krijgen om Schumann e.d. te helpen zoeken. Niet opvallend. Het zal zo gespeeld moeten worden dat Koch zelf met dat voorstel komt. Ik zal moeten zuchten over het vele werk en over de vele mogelijkheden die verloren gaan omdat je in je eentje nou eenmaal niet toveren kunt. Maar hoe vertel ik de bedoelingen aan De Vries. Enfin, dat zien we dan wel weer.

Dat melden iedere ochtend; niet zo erg. Dan houd je contact, je hebt de vinger aan de pols, je ziet hoe de 'beurs' zich ontwikkelt. Vooral, als je toch niet kunt weglopen, maakt dat melden niet zo'n heel erge indruk. Nou ja, toch wel, je moet dat gebouw dan weer betreden en die kerels zien, en ze kunnen je altijd meteen grijpen als ze ook maar iets door hebben. Maar goed, dan ben je iedere ochtend weer blij als je er heelhuids uitkomt.

Zij hadden gunstige informaties over mij ingewonnen. Waar dan zo gauw? Ik dacht al meteen aan de Joodse Raad. Die moest mij nu wel als heel netjes beschrijven. En de Joodse Raad werd geloofd; die was echt betrouwbaar, die speelde met alregels en niet-regels mee. Die was onderdeel van de grote machine; daar rekende de machine op, zoals een machine alleen kan rekenen: blindelings. Inderdaad bleek mij later, dat men Edersheim getelefoneerd had, om 'inlichtingen' over mijn persoon. Edersheim, die natuurlijk al wist van mijn aanhouding, zoals trouwens de andere ochtend nagenoeg iedereen het al wist, waste zijn handen in mijn onschuld. Hij vertelde mij later van dat telefoongesprek. Hij had het bovendien ook goed met mij gemeend, want Edersheim mocht mij wel op zijn manier. En zo had hij alles gezegd wat maar goede indruk kon maken. Dus: onopvallend, intelligent, bang voor koud water, goed familievader, enfin, alle burgerlijke deugden welke de maatschappij maar gedoogt. En hij gaf ook toe dat het hem en niemand goed had gedaan indien hij ineens gezegd had dat ik een avonturier was, een illegaal. Want dan zou al gauw de vraag zijn gevolgd: 'En waarom zegt u dat nu pas?'

Daar stond ik dus nu: recht tegenover de vijand. En de vijand zei het nog bovendien. En nu ging het erom, koel te blijven en te zien wat er van het gevecht zou worden.

'Sie sagten, dass alles einfach weiter gemacht werden soll, alsob nichts geschehen sei. Man wird aber doch fragen, weshalb ich verhaftet wurde.'

'Der Turksma wegen. Wir hatten verdacht. Sie hätten uns aber überzeugt, dass Sie in diesem Falle unschuldig wären.'

Koch was weer gaan zitten. Dat dreigpraatje lag hem niet helemaal. Heel duidelijk had hij steeds zijn chef naar voren geschoven. Zelf wilde hij blijkbaar liever de nette Pruisische politieman blijven, de man van de S.P.D., van Sievering. Ik moest vooral voelen dat het oorlog was, dat er dan bevelen werden gegeven, dat men zijn plicht heeft te doen, dat het om de idee-Duitsland ging, enz., enz.

'Und wie soll ich dann erklären dass der De Vries noch festgehalten wird and dass ich mich jeden Tag hier melden soll? Das werden die Lente auch sehen und fragen.'

'Ja, verdammt noch mal. Wie machen wir denn das.'

Het waren situaties, die Koch blijkbaar nog niet kende. Hij zat even te piekeren en keek mij wat hulpbehoevend aan. Kom, laat ik hem eens heel voorzichtig op stap helpen.

'Der Schumann und seine Leute werden natürlich auch erfahren was geschehen ist. Das kann man einfach nicht mehr rückgängig machen. Man muss also etwas sagen, was allen gleich einleuchtet, was überhaupt keinen Grund gibt dass diese Bande etwas spürt und einfach weg bleibt. Dann haben Sie eben nichts und wäre alles umsonst.'

Koch keek dankbaar. Ja, het was niet de man voor moeilijke situaties. Hij zou vroeger wel inbraken, vechtpartijen, brandstichtingen, oplichterijtjes e.d. te behandelen gehad hebben. En nu moet hij een politieke bende ontmaskeren. Goed, er zullen ook wat anderen bij betrokken zijn, maar hij is nu de 'rechercheur’. Ze zullen denken dat hij betrouwbaar is, ijverig, vol plichtsbetrachting. Men wil hem eens een mooie kans geven nu het lot hem op mij deed stoten en hij wil die kans zo graag waar maken.

Ik van mijn kant voelde dat hier een enorme kans was de generaal 'legaal' te maken. Welk een gevolgen zou dat niet hebben. Stel je voor, welk een bewegingsvrijheid. En dan vooral ook Westerbork! Nee, nu de kans die mij hier geboden wordt, nemen. Voorzichtig, maar stap voor stap proberen. En meteen stoppen als het niet verder kan.

'Nein, Herr Koch, ich glaube wir sollten das ganz anders aufsetzen. Wenn es eine grosse Sache ist, dann soll sie eben gross aufgesetzt werden. Die Leute sind nicht dumm. Ob der Schumann nun wohl oder nicht General ist, jedenfalls ist er kein dummer Junge. Der Mann hat bestimmt was Grosses, und der wird schon genau erfahren wollen was los war ehe er sich wieder an mich heran wagt.'

Koch knikt dankbaar. Hij heeft nu zijn ellebogen op het bureau en kijkt mij vol verwachting aan.

'Ja, das stimmt. Passen Sie also gut auf, Herr Weinreb, wir machen das zusammen. Ich sehe schon dass Sie das verstehen und dass Sie das gut machen wollen. Sie kennen die Leute, Sie werden also genau wissen wie man sie angreifen kann. Ich understütze Ihre Ideen dabei. Der Chef hat mir übrigens die Freiheit gelassen die Leute so zu finden wie ich das am besten meine. Also, wie tun wir es.'

Ik waag de eerste sprong. Kijk aandachtig, let op elk spiertje in Kochs gezicht.

'Wir tun also, alsob Sie in Berlin auf jemand gestossen sind, der den Schumann kennt und ihn deckt. Der also am Komplott beteiligt ist. Das sagen wir natürlich nicht, vom Komplott, das wissen wir nur für uns, das ist ausschliesslich unsere Sache. Und wahrscheinlich gibt es dort doch mehrere Leute die mit dem Schumann zusammen arbeiten. Es könnte also ganz gut sein dass jemand dort bei Nachfrage vorgestern gesagt hat, dass diese Sache in Ordnung ist. Und dass Sie das dann glaubten. Dann glaubt der Schumann also auch, das nichts besonderes los war.

Es wird also heissen, der S.D. wollte die Sache torpedieren, die Wehrmacht hat es aber nicht zugelassen, die Wehrmacht hat den Sieg in dieser Angelegenheit davon getragen. Denn die Wehrmacht will die Devisen für die Kriegsführung und die Wehrmacht will auch Deutsche ausgetauscht haben. Es handelte sich um eine Angelegenheit innerer Kompetenzen, eine administrative Angelegenheit. Denn schliesslich wollen doch S.D. und Wehrmacht den Krieg gewinnen.'

'Na, selbstverständlich. Wissen Sie, Herr Weinreb, es gibt überhaupt keine Meinungsverschiedenheiten zwischen Wehrmacht und S.S., wie die Feindberichte das immer melden. Alles arbeitet zusammen den Feind zu vernichten. Man versteht doch dass es sich um Dentschland handelt, was man auch weiter von der Politik denkt.'

'Gut, dann stimmt doch meine Erklärung. Der Schumann wird also hören dass Sie in Berlin angerufen haben und dass man dort, nach einigem hin und her, gesagt hat, dass diese Schumann-Sache durchgeführt werden inuss, eben weil sie kriegswichtig sei. Er wird wohl nie genau erfahren mit wem Sie in diesem Falle gesprochen haben, denn Sie haben ja dieses Gespräch nicht gehabt, Ihnen ist doch gleich gesagt worden dass man von nichts wüsste.'

'Ja, wissen Sie, ich habe überhaupt nicht mit Berlin gesprochen. Das hat mein Chef gemacht oder vielleicht sogar der Brigadeführer. Das waren alles hohe Tiere die miteinander gesprochen haben. Aber wie Sie das so sagen, das könnte stimmen.'

'Nehmen wir also an, der Schumann hat überhaupt nichts mit dem O.K.W. zu tun, dann könnte es doch wohl dort jemand geben, der mal, davon gehört hat und der deshalb meinte dass es stimmte und der also gesagt hat, dass alles in Ordnung sei.'

Ik sprak met ervaring. Zeker was dat mogelijk!

'Jedenfalls, der Schumann wird so oder so beruhigt werden. Und als Beweis dafür,' en nu kwam mijn eerste brutale aanval, 'und als Beweis dafür dass der S.D. nun beschlossen hat die ganze Angelegenheit hier weiter durchzuführen als Hilfe für die Wehrmacht, finden nun so ungefähr täglich Besprechungen statt zwischen mir und Ihnen. Ich regle mit Ihnen alles was mit der Liste zusammenhängt. Das wird der Judenrat dann auch gerne bestätigen, wenn sie wissen dass ich fast täglich bei Ihnen bin. In Wirklichkeit aber besprechen wir wie wir Schumann und seine Bande finden können. Das soll eben keiner wissen, das soll ganz tiefes Geheimnis bleiben.'

Koch straalde. Duidelijk sprak ontzag uit zijn ogen. Hij vond mij geniaal. Inderdaad: 'nood maakt profeten', las ik eens ergens. Dat hele plan praatte zich zelf door mij heen tot prachtige vormen. Ik hoorde mij praten en ik zelf was best ingenomen met wat ik hoorde.

'Deshalb also lassen wir verlauten dass es eine kleine Meinungsverschiedenheit gegeben hat über die Dürchführung der ganzen Austausch- und Devisen-Aktion in Holland, dass nun aber alles geklärt ist, dass der S.D. nach Fühlungnahme mit Berlin nun volkommen einverstanden ist. Das also soll den Schumann und seine, Leute beruhigen, und das wird es. Wir lassen deshalb alles beim Alten, überall, im Haag, beim Judenrat, in Westerbork. Ih mache einfach weiter wie ich es bisher für diese Kerle getan habe. Sind Sie einverstanden?'

'Aber, lieber Weinreb, das ist ja grossartig. Damit wird auch der Chef einverstanden sein, ohne Weiteres. Das gehört ja zu meiner allgemeinen . Uns ist es alles wert Hand auf diese Organisation zu legen, alles! Das sollen Sie sich immer vor Aagen halten.'

Ik waag nu een verdere stap. Wie weet krijg ik ook dekking voor mijn neven-illegale bezigheden, die waarvoor ik via Turksma nu hier zit. Want tenslotte, als Schumann zo'n gevaarlijke conspirant is, dan zou het misschien wel goed zijn als ik poogde hem ook op dat gebied te benaderen. Ik moet het alweer heel voorzichtig aanpakken en niet te veel in één keer willen bereiken.

'Und wissen Sie, was mir nun auch noch einfällt? Ich will den Gedanken eben mal entfalten, und sagen Sie bitte ob darin etwas Gesundes steckt.'

'Bitte, machen Sie nur, Sie haben eine ausgezeichnete Veranlagung solche Situationen zu übersehen. Ich höre gerne zu'.

'Also, da wir nun annehmen dass der Schumann sich mit seinen Leuten auch und vielleicht sogar grösstenteils illegal betätigt, wäre es vielleicht gar nicht dumm, wenn ich ihn auch mal auf diesem Gebiete begegnen würde. Es ist für mich vielleicht nicht so schwierig mich mal zu orientieren was auf diesem Gebiete los ist. Wer weiss, treffe ich die Herren vom O.K.W. dort ebenfalls. Die würden glauben dass ich itgendwie Juden helfen will neben dieser Austausch-Aktion, welche doch schliesslich ziemlich beschränkt ist und es wird sie nicht so stark wundern wenn wir uns dort auch begegneten. Was halten Sie von diesem mir eben eingefallenen Gedanken?'

Kochs gezicht werd steeds verheugder. Hij zag eruit als een samenzweerder in een negentiende-eeuwse illustratie.

'Grossartig, das ist aber richtig Köpfchen.' Koch wees vol ontzag op zijn hoofd, mijn Köpfchen bedoelende. 'So werden wir noch einiges finden, die werden sich schon wundern.'

'Ja, aber, Sie versteher, für mich ist das alles sehr gefährlich. Denn wenn irgend eine Stelle der deutschen oder der holländischen Polizei auf solche Kontakten stossen wird, dann könnten die mich erschlagen oder erschiessen. Und das sind mir diese Schumänner nicht wert.'

'Nein, nein, fürchten Sie da nur nichts. Wenn ich von diesen Tätigkeiten weiss, sind Sie gedeckt. Und nochmals, lieber Weinreb, wir erwarten von Ihnen nur Mitarbeit in dieser Sache. Alles andere ist im Vergleiche damit unwichtig. Da haben wir schon unsere andere Kanäle. Und die fliessen reichlich. Im Moment ist mein Sonder-Auftrag: diese. Organisation entlarven, diese Bande aufrollen. Da aber erwarten wir Ihre vollständige Mitarbeit. Und wie gesagt, es wird Ihnen dann bestimmt wohl ergehen, Sie können also ruhig Verbindungen anknüpfen. Und wir sehen uns nun ja täglich. Dann erzählen Sie mir wie weit Sie sind. Dann passiert Ihnen also nichts. Und wir lassen alles ruhig blühen bis der sogenannte Schumann auch da schön reinfällt. Es lohnt sich der Mühe.'

Zo, daar had ik waarachtig het begin van een legalisering van mijn onderduik- en grensoverschrijdingsactiviteiten. Ik moest het nu voorzichtig verder spelen. Alles behoorlijk vaag houden, het illegale werk is immers vaag, met schuilnamen, met onbekende adressen, etc. En mocht een of andere instantie op mij stuiten, nou, dan kon ik me altijd beroepen op deze opdracht om Schumann c.s. te vinden. Als men mij maar niet betrapte op het zelf onderbrengen van mensen. Dat bleef het enige waarvoor ik moest oppassen. Maar ik deed toch alles via anderen. Welke mogelijkheden lagen hier niet.

'Und nun noch etwas, Herr Weinreb. Diese ganze Aktion ist meine Angelegenheit. Darüber sprechen Sie mit keinem Menschen. Ich meine, auch nicht mit anderen deutschen Instanzen. Wenn Sie jemand fragt was Sie tun, für wen, zu welchem Zweek, dann schicken Sie den zu mir. Sie sollen sich darüber nicht weiter mit anderen unterhalten. Also auch nicht mit Herren dieser Dienststelle. Es könnte sein, wenn die Sie hier nun öfters treffen, dass die Sie ausfragen wollen. Dann ganz ruhig sagen: das betrifft Sachen welche Herr Koch im Auftrage mit mir zu besprechen hat. Bitte wenden Sie sich an Herrn Koch. Verstanden? Denn diese Sache ist höchstes Geheimnis und die Leute hier könnten vielleicht, weil sie das Ausmass der Aktion nicht kennen, zu viel mit anderen plaudern und dann dauert es keine Woche und der Schumann, oder weiss wer von seinen Komplizen, hört davon. Und dann ist alles verloren.'

Ik vond het allang goed. Het begon weer veel te mooi te lijken. Nu geen vaag en angstig 'Berlijn' meer, nu een concrete Koch, een echte S.D.-er! Die speelde nu, en wist het niet. Te mooi om waar te zijn. En toch is het waar, toch is het echt waar. Nu koel blijven, het goed blijven overzien, nu niet te overmoedig worden, nu vooral denken zoals zij dat doen, zoals zij nu hopen Schumann te vangen. Sonder-Auftrag Schumann.

We babbelden nog wat over praktische kleinigheden, zoals het feit dat ik niet trammen mocht. Koch zou mij een tramvergunning verschaffen. Koch zou ook zien dat ik eventueel na acht uur op straat kon komen. Want het vangen van Schumann overtrof alle maatregelen. En ik kende Schumann. Ja, inderdaad; ken uzelve.

Ik vroeg ook of de Nederlandse of Duitse politieman aan wie ik Schumann, von Rath of Six zou aanwijzen, wel bereid zouden zijn deze meteen te arresteren. Want zo niet, dan zouden Schumann etc. mij meteen door hebben en mij ter plaatse neerknallen, of wel voor altijd en eeuwig verdwijnen. Een zuiver academische vraag natuurlijk, maar ik moest nu vooral ook leren academisch te denken. Koch vond het inderdaad een levensgroot probleem. En hij tikte meteen een brief waarin stond dat iedere Nederlandse of Duitse agent of militair in opdracht van de S.D. de man aan hem, Koch, moest afleveren, welke ik aanwees. Zonder verder te vragen en onverwijld. Ik wist nog niet wat ik met dat papier zou kunnen aanvangen. Voorlopig had ik een echt stempel, een echte handtekening, echt papier. Fijn om te laten namaken, dacht ik. Want ik zou wel nooit opdracht geven, met dat papier om mij zonder te vragen en onverwijld aan Koch af te leveren.

Het gesprek eindigde geanimeerd. Over de dreiging werd niet meer gesproken. Ik had dat omzeild. Leek me beter het daar niet over te hebben. Dat bleef een Zöpf-dreigement. Met Koch deed ik alsof het tussen ons niet bestond. Het scheen gelukt te zijn.

Ja, nu kon ik dus gaan. Stel je voor, naar huis. Welk een wonder. Toch resultaat van de Rousch ha-Schono, toch een enorm begin van het jaar. Welk een wereld lag er tussen vrijdagavond en nu. Zelfs tussen vrijdagmiddag en nu.

Zeker, ook nu was er angst, ook nu bleef het uitkijken naar de invasie. Want die bleef ik nodig hebben. Doch er waren vele weken, wie weet, zelfs maanden gewonnen! En ik was nu op velerlei gebied gedekt. Enorm gedekt. Door Schumann gedekt, dubbel en dwars! Het was niet te overzien, wat nu mogelijk werd. En in het negatieve? Ach, erger dan doodslaan kon men mij niet. Wat ik nu deed verdiende van Duits standpunt net zo goed de doodstraf als wat ik voorheen deed; vanaf dat Arbeidsbureau reeds. En als je al doodstraf kreeg voor op een bankje onder bomen zitten, dan was de Schumann-doodstraf toch in ieder geval zinvoller.

Koch gaf me weer een hand. De Duitsers houden nogal van handen geven; ik moest eraan wennen. Hij bracht me tot aan de trap. Ik vroeg of ik nu beneden doorgelaten zou worden. Men kende mij toch immers als gevangene? Koch lachte wat. Iedereen die zonder bewaking of begeleiding door het huis liep, kon vrij in en uit. Arrestanten liepen eenvoudig niet zonder begeleiding in dit huis.

Nierburg was allang vertrokken. Die had maar even nog in de kamer wat rondgehangen en was toen stilletjes gegaan. Ook juffrouw Appel zag ik niet meer.

Ik liep verder de trap af, naar een-hoog. Een opgewonden blonde knaap kwam mij in de gang tegen. Zag mijn ster en schreeuwde: 'Wat zoek je hier, Jood!' Heel rustig antwoordde ik: 'Ik kom van een bespreking met de heer Koch.' Hij keek mij grimmig aan, doch zei niets meer. Het werkte, die naam. Later wist ik dat dit mijn eerste ontmoeting met Soldaat was, de assistent van Schmidt.

Nu daalde ik de trap naar de benedenverdieping af. Ik wilde naar de buitendeur, doch begreep ineens, dat die dicht was, dat ik de wacht moest vragen die te openen. Ik keerde dus om, doch kwam nu terecht in een stoet die vanaf de kelder de gang inkwam. Ik zadat Slak die stoet opende, de stoet die nu de wacht passeerde, Scheen, die op de knop drukte. Het was in die gang halfdonker, het was er altijd wat schemerig. Ik kende de omvang van de kelder nog niet, doch ik vroeg me meteen af of daar wel zoveel mensen geborgen konden worden als er nu uit opstegen. Het waren er tien à vijftien. Ik liep wat vooruit naar de voordeur. Niemand lette blijkbaar op mij. Vlak voor de deur, op het grindpad stond de mij reeds bekende donkergroene cellen-wagen.De geüniformeerde bewaker hield de achterdeur van de wagen wijd open. Ik voelde, dat ik de stoet zou moeten laten passeren. Ineens stond ik er middenin. Nu in het licht van de vallende avond kon ik beter onderscheiden.

Ja, Slak opende, als een soort bewaker, de stoet. Dan volgde, ja, dan volgde iets vreselijks, iets ontzettends. Een nog jonge man met baard, donkere baard. Een prachtig gezicht had hij, je zou zeggen, een ideale Jezus-kop, als de rest niet zó was dat je ineens al die namaak-Jezussen vanzelf vergat. Wat was dat indrukwekkende toch, dat onvergetelijke. Het was het bleke, bijna lijkbleke gezicht, met die prachtige neus en die baard. Mannelijk in een zin zoals men het in deze wereld eigenlijk nooit ziet. Deze jonge man, hij zag er door die baard waarschijnlijk ouder uit dan hij was, was vrij groot. Maar dat gezicht, dat gezicht had zulk een verheven mannelijk-lijdende trek, alle verdriet van de wereld scheen ervan uit te stralen.

Hij werd door twee andere gevangenen ondersteund. Want hij kon eigenlijk niet meer zelf lopen. Zij trokken hem een beetje mee. Die beide anderen waren nog baardloos, doch wel behoorlijk ongeschoren. Zoals trouwens ikzelf er ook uitgezien moet hebben. Vrijdag had ik mij voor het laatst geschoren. En ik moest mij iedere dag scheren om er enigszins toonbaar uit te zien. Alles droeg sterren, allen Joden dus. Behalve, zag ik nu, een drietal S.D.-ers. Je herkende ze aan hun koppen. Jonge kerels. Twee donkere en een kleine blonde, met blozende koontjes. Het gezicht van een sadist; het lag er metersdik op. Die blozende wangen, die stekende lieve oogjes. De twee donkeren duwden de stoet voort, middenin ergens. Dat kleinere kereltje volgde achteraan.

De gevangenen allen bleek. Alsof er iets zeer indrukwekkends was geschied.

Zij stonden nu voor de wagen. De grote donkere telde. Toen kwam er nog een man in de deuropening. Waarachtig, dat moest Fischer zijn. Fischer in burger. Onmiskenbaar, deze vierkante kop. Hij zag mij daar staan, een ietsje terzijde, want de weg tussen de wagen en de straat was nu afgesloten door deze stoet. Hij komt op mij af, wij staan slechts enkele passen van elkaar. Wat ziet die man er gek uit, zo zonder uniform. Wat kan een uniform toch een hoop camoufleren. De aandacht wordt dan getrokken door dat uniforme, door de kleur, en het gezicht speelt dan niet zo'n rol. Vooral als er een mooie Duitse pet bovenop zit.

Fischer boort nu zijn wijsvinger, die hij al een meter van mij af had uitgestoken, in mijn buik.

'Und wer ist das, wer ist zum Teufel nun wieder dieser Jude.'

'Ich bin Weinreb, ich komme eben von Herrn Koch,' vertelt mijn formule.

'Ach ja, der Weinreb! Mensch, ich habe Sie nicht erkannt! Wie steht es nun eigentlich mit Ihrer Emigration, wann fahrt ihr nun endlich los!'

Zou die man helemaal niets weten? Weet hij niet van mijn arrestatie?

Ja, ik kende de super-organisatie van de S.D. nog niet en had er nog geen idee van dat zo'n Dienststelle bestond uit allerlei elkaar beconcurrerende en het licht in de ogen niet gunnende zelfstandig werkende afdelingen. Vaag ging ik er iets van beseffen, nu de woorden van Koch bij mij opkwamen, dat ik alles alleen en uitsluitend met hem had te behandelen, dat het anderen, ook van deze Dienststelle, niets aanging. Dus zei ik heel laconiek:

'O ja, das steht schon ganz gut.'

'Na, also, fahrt dann schon endlich los. Ich wil diese Weinreb-Juden los werden. Worauf wartet ihr eigentlich?'

'Ja, das liegt in Berlin, beim O.K.W. Da kann ich doch nichts dafür.'

'Das sage ich auch nicht, Mensch. Und was hat der Koch damit zu tun? Warum besprechen Sie das nicht mit mir? Wer zum Teufel hat Sie zu Koch geschickt?'

'Das geht von höheren Instanzen aus. Der Herr Koch behandelt diese Angelegenheit.'

'Ja, der Koch sucht sich die schönen Sachen aus und ich bekomme den Dreck. Mensch, rasieren Sie sich doch! Haben Sie keine Zeit dazu? Sie sehen ja fast wie ein Sträfling aus. Kommen Sie mir bitte nicht mehr so unrasiert in diese Dienstelle. Das geht doch nicht. Mensch, haben Sie denn keine Erziehung gehabt?'

'Es ging eben nicht, mit dem rasieren. Ich verspreche Ihen aber, dass ich morgen schön rasiert her komme.'

'Na also, und kommen Sie dann auch mal zu mir herein. Schliesslich und endlich hahe ich ja auch mit Juden zu tun. Bin gerne auf der Höhe. Na, dieser Koch, der kennt sich schon aus wie man sich mit Berlin gut verhält'

Intussen beklimt de stoet de gevangenenwagen. Gepord en aangespoord door de bewaker en de S.D.-ers. Slak heeft zich teruggetrokken. De gebaarde blijft met zijn twee stutten nog buiten. Hij is blijkbaar niet bij machte de opstap te maken. Van Splitter had ik al gehoord, dat joden niet geschoren werden en nu ineens besef ik dat die jonge man al een hele poos moet vastzitten om zulk een baard te hebben. Zoals bomen jaarringen hebben, zo tel ik de duur van die gevangenisellende aan de baard van deze man af.

Met moeite wordt hij nu in de wagen gehesen. Welk een waardigheid gaat er, zelfs nu, van hem uit. Het is het lijden, dat hem ineens verheft. Misschien is het in de wereld maar een gewone scharrelaar, denk ik ineens. En nu is hij de mens. Wat hebben die S.D.-ers een platte gezichten, hierbij vergeleken. Nee, hij is de mens nu.

Fischer ziet nu ook dat deze man er zo slecht aan toe is.

'Was habt ihr mit dem gemacht?'

De kleine zwarte antwoordt:

'Der wollte nicht aussagen, dieser Hund. Da haben wir ihn mal tüchtig verprügelt.'

'Na, das sicht doch mehr aus wie verprügelt,' meent Fischer. 'Zu wem gehört der?'

'Der ist von Schmidt, und die andern auch,' zegt de kleine zwarte weer. Ze praten het Duits bar slecht, met een zwaar plat-Hollands accent.

'So, Schmidt! Ist nicht meine Angelegenheit.'

Fischer draait zich om en gaat naar binnen. Smijt de deur achter zich dicht.

De wagen is nu vol en de achterdeur gaat dicht.

Er is niets meer van de gevangenen te zien. De wagen zet zich in beweging, hobbelt de tramrails over. Ik weet nog, ik beleef het weer mee, hoe ik pas nog in zulk een wagen over de tramrails daar hobbelde. En nu sta ik als vrij man daar buiten, niemand let op mij, en ik kan naar huis gaan. En deze mensen gaan terug naar die ellendige gevangenis, naar die zoetig-weeë lucht, naar die vreselijke cellen met de gevangenishelpers, en het zijn Joden. Het zijn Splitters. Ook zij zullen zo geplaagd worden als Splitter. Weggerukt ook zij. En wie zou die baardman zijn, deze edele. Dat was nu een Jood, dat was voor mij nu een super-jood. Een idee voor een nieuwe definitie voor het begrip Jood kwam bij mij op: hij die door anderen lijdt, De rassendeskundigen aan beide zijden zouden het er wel niet mee eens zijn.

Wonderbaarlijke vrijlating met zulk een confrontatie. Weg alle overmoed. Doch daarvoor in de plaats nu een gevoel van grote, heilige onrust. Stel je voor, De Vries zit daar, zich ervan onbewust dat hij als gijzelaar dienst doet. Ik zal zijn vrouw iets moeten zeggen. Waarom ik vrij ben en hij niet. En ik zal niet kunnen zeggen waarom dat echt is, ik zal wat moeten verzinnen. Want niemand immers mag het geheim kennen. Stel, dat het uitlekt dat ik verteld heb dat ik Schumann moet vinden, de Schumann die, om alles gewoon door te laten gaan, rustig in Berlijn moet blijven zitten. Ik zal haar vertellen, dat Coen zit i.v.m. een onderduikster die zijn naam genoemd heeft en dat ik hoop hem via Schumann spoedig vrij te krijgen. Dat is nog het meest waarheidsgetrouw en dat is tevens afdoende voor iedereen. En ik weet, dat ik mijn best zal doen voor Coen.

Vreemde weg naar huis. Juichend over het wonder, juichend over de enorme kansen die er nu voor zo velen liggen, juichend over de ongedachte triomf. En angstig om het ztoespitsende, bedroefd om De Vries, ook om het meisje Turksma. En gedrukt wegens Splitter. Ook zijn vrouw zou ik nu moeten bezoeken. Wat moet ik dáár nu zeggen. En door alles heen, de niet meer weg te denken figuur van die jonge man met de baard, die echte mannelijke man, die mij getoond heeft hoe een mens er als een goddelijk wezen kan uitzien.

 

 

 

 

 

1