David Barnouw voegt weinig toe aan kennis over gefrustreerde Nazi-leider
Rost blijft raadsel in biografie
Door ANDRÉ HORLINGS
(28 oktober 1994) Meinoud Marinus Rost van Tonningen (1894-1945) was fout tot het bittere
einde. Dat was bekend. De 'tweede plaatsvervanger van de Leider' in de NSB liet
nimmer twijfel bestaan aan zijn Grootgermaanse aspiraties en z'n trouw aan Hitler. Hij
had uitstekende relaties met Seyss-Inquart, Rauter en Himmler en hij liet geen
gelegenheid voorbij gaan om aan te tonen dat hij Mussert volstrekt incapabel achtte. Na
zijn dood hield zijn weduwe (en tweede vrouw) Florrie zijn nagedachtenis in ere in een
doorlopende reeks van processen vanwege het aanstichten tot rassenhaat.
De gisteren verschenen biografie van David Barnouw, 'Rost van Tonningen - Fout tot
het bittere eind', voegt aan dat beeld maar weinig toe. De medewerker van het
Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie volgt plichtmatig de levensloop van de
veelbelovende diplomaat die, niet gespeend van idealisme, vertegenwoordiger van de
Volkenbond werd in Wenen. Rost raakte er besmet door het welig tierende
antisemitisme en sloot zich in 1936 aan bij de NSB. Een jaar later kwam hij in de
Tweede Kamer, waar zijn meest geruchtmakende optreden een vechtpartij was. Hij
werd hoofdredacteur van de partijkrant Het Nationale Dagblad en zijn belangrijkste
functie in de oorlog was president van de Nederlandsche Bank. Uiteindelijk maakte
Rost van Tonningen in de Scheveningse strafgevangenis een einde aan zijn leven door
van de balustrade van de eerste verdieping te springen, maar zijn weduwe houdt vol dat
hij vermoord werd.
Opzienbarende onthullingen ontbreken in het boek. Barnouw schetst het beeld van een
fanatieke nazi, die voortdurend werd gefrustreerd in zijn ambities omdat het NSB-kader
waarvan hij uiteindelijk afhankelijk was veel minder radicaal was, terwijl de Duitse
leiders waarvan hij steun verwachtte niet al hun kaarten op Rost wilden zetten. Alles
wat hij aanpakte mislukte, maar altijd kregen anderen de schuld. De 'nette' NSB-krant
kwam niet van de grond. De Nederlandse Oost Compagnie, waarin o.a. voor
Nederlandse boeren een belangrijke rol was weggelegd bij de ontsluiting van veroverde
Russische en Baltische gebieden, werd een fiasco waarbij miljoenen Nederlandse
guldens in een bodemloze put verdwenen. Zelfs toen het (verder onbetekenende)
bureau van Bijzondere Economische Zaken, waarvan hij secretaris-generaal was, werd
opgewaardeerd tot een Ministerium für besondere wirtschaftliche Aufgaben, mocht dat
van Seyss-Inquart niet openbaar worden gemaakt.
Afstammingsproblemen
Zijn allergrootste wens was de SS in Nederland te leiden. Hij was er ongetwijfeld
geschikt voor, maar hij kwam er niet voor in aanmerking vanwege.... vraagtekens over
zijn stamboom. ,,Niet bewezen, maar ook niet te weerleggen'' was dat in het bloed van
de in Soerabaja geboren Rost sporen te vinden zouden zijn van Indische voorouders,
negers uit Zuid-Afrika; zelfs joden. Voor het lidmaatschap van de SS was een complete
kwartierstaat (stamboom) nodig tot 1800; voor een hogere functie ging men terug tot
1750. Tijdens de oorlog was onderzoek in Indië onmogelijk, maar op het hoofdkwartier
van de NSB had men het spottend over 'Sinjo-Rost'; een sinjo is een Indo-europese
jongen.
Nog steeds bestaande vragen over Rost worden door Barnouw nauwelijks beantwoord.
Hij haalt een reeks stuitende citaten aan, uit toespraken en publicaties, die er geen
twijfel over laten dat Rost een onvervalste antisemiet was. Maar of hij wist van de
systematische vernietiging van joden ,,zal wel altijd een raadsel blijven; hij ging
weliswaar om met mensen die het wèl wisten, bijvoorbeeld Himmler, maar het is de
vraag of hij in vertrouwen is genomen. Zijn betiteling van joden als 'ongedierte' geeft
wel aan wat hij dacht en het was hem ook bekend wat er met ongedierte gebeurde''.
Altijd getuigde Rost van een heilig geloof in het nationaal-socialisme. Des te
intrigerender is het dat zijn jongste dochter uit z'n eerste huwelijk in de jaren '50 bij
weduwe Florrie de dagboeken van haar vader in mocht zien en las dat hij al in 1941 aan
die nazi-gezindheid twijfelde, maar ,,het is niet aannemelijk dat dit dagboek door zijn
tweede vrouw openbaar zal worden gemaakt''. De eerste vrouw van Rost had
trouwens onderduikers in huis en kreeg later een verzetspensioen. Eén van zijn broers
bracht het na de oorlog zelfs tot chef van het Militair Huis van de koningin; hij was ook
toeziend voogd over de drie zoons van Florrie, die op school elke dag in elkaar werden
geslagen.
Scheveningen
Op 5 juni 1945 werd Rost van Tonningen in de strafgevangenis van Scheveningen
afgeleverd; op 6 juni was hij dood. Intrigerend is een verder niet uitgewerkte opmerking
dat daar in die tijd een waar schrikbewind heerste: de bewakers, die later allemaal
veroordeeld werden wegens diefstal, lieten op zondag het publiek meedoen aan hun
mishandelingen.
Maar ook de kwestie of Rost om het leven kwam door moord of zelfmoord wordt niet
bevredigend opgelost. Barnouw verwijst naar een reconstructie van zijn overlijden in
NRC Handelsblad in 1990, waarin onder meer een ex-bewaker aan het woord komt die
vertelde: 'Hij stapte op de balustrade af en gooide zich er met zijn hoofd voorover
overheen'. ,,Zonder betrouwbare getuigenverklaringen die op het tegendeel wijzen kan
niet anders worden geconcludeerd dan dat hij zelfmoord pleegde'', is Barnouws
conclusie. Maar het is op z'n minst verwarrend dat zonder enige toelichting in het boek
een anonieme briefkaart uit 1993 is afgedrukt, waarin een 'ex-bewaker' meldt dat Rost
naar beneden is gegooid, dat hem bekend is door wie en dat het voor de
geschiedschrijving 'wel van importantie is om de echte waarheid door te geven'.
David Barnouw: 'Rost van Tonningen - Fout tot het bittere eind'. Uitgeverij Walburg
Pers