![]() |
Als ik de lage dijk de zee zo kalm zie keren tot waar verbrokkeling een eind maakt aan zijn rust en naakte bomen bij een steeds weer aangevreten kust, al half verdronken, zich nauwelijks meer verweren. En als ik dan de grijze lijn volg met mijn ogen, die zich zo ver strekt naar een kleine, dappere pier en héél dat grote, zwarte en massieve waterdier bedwongen houdt...dan voel ik mij zozeer bewogen. Ik sta nu op een duin waar droge, grauwe halmen zich rekken om de strijd te zien van uur tot uur, zich zo beschermd wetend achter deze lage muur, triomfantelijk wuivend naar de verre cocospalmen.. Boeginees (22 oktober 1966) ![]() |